Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Ons prachtige buitengebied: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
=== '''Vorming van het landschap''' ===
=== '''Vorming van het landschap''' ===


Schijndel, gelegen op een uitgestrekte dekzandrug, bevindt zich mooi tussen de beekdalen van de Aa en van de Dommel.  Op basis van de hoogteligging tot 11 meter boven NAP en in zuidwestelijke richting aflopend, mag men aannemen dat de oude akkers allemaal op deze dekzandrug gelegen hebben met zwakke uitlopers naar [[Houterd]], [[Molenheide]] en [[Lieseind]]. Ook langs het Hermalen ligt een lange smalle dekzandrug. Het gebied wordt doorsneden door enkele waterloopjes. Afgaande op oude perceelsnamen met het element ‘woud’ mag verondersteld worden dat er in de vroeg-middeleeuwse periode zware eikenbossen hebben bestaan. Leenders spreekt over dichte eiken-haagbeukbossen, voorafgaan aan de laat-middeleeuwse ontginningen. Denk aan namen als het [[Woud]], Donkerwoud, Schijndelswoud en Eerderwoud. Daarnaast is uit 1293 het ‘bos van Elde’ bekend.  Dat er veel hout aanwezig geweest moet zijn verraden alle perceelnamen eindigend op el en lo, laar en hout bv. [[Elde]], Elschot, Loo, [[Oetelaar]], Geerlaar [de latere Geelders], Boekelaar, Lankelaar, Houterd en Lieshout. In 1465 wordt op 18 juli door Philips van Bourgondië een pootkaart uitgegeven en werd aan Schijndel het pootrecht verleend, waardoor de inwoners werd toegestaan om binnen de in 1309 aangegeven grenzen, op hun erven allerlei bomen te planten tot een lengte van 40 voeten of ca. 12 m. Ze kunnen die bomen als ze dat willen zelf kappen en er weer nieuwe voor in de plaats zetten. Met de omgehakte bomen kunnen ze hun voordeel doen door ze zelf te gebruiken of te verkopen. Hier stond wel tegenover dat ze aan de hertog de zgn. houtschat moesten betalen, een vorm van belasting. Van dat pootrecht is driftig gebruik gemaakt zodat langs alle wegen een, twee soms zelfs drie rijen bomen werden geplant. Rekent men daar men alle heggen nog eens bij rondom alle akkers en beemden, dan is het landschapsbeeld heel bijzonder geweest en Schijndel heeft hiervan gelukkig veel weten te behouden. In de [[Bodem van Elde]] kreeg men al in 1462 dit pootrecht. Uit bronnen is bekend dat met name de stad ’s-Hertogenbosch in de middeleeuwse periode heel veel hout uit Schijndel gehaald heeft voor de huizenbouw in de stad en ook zijn veel bomen gesneuveld vanwege oorlogsgeweld en de acties van militaire eenheden.  
Schijndel, gelegen op een uitgestrekte dekzandrug, bevindt zich mooi tussen de beekdalen van de [[Aa]] en van de Dommel.  Op basis van de hoogteligging tot 11 meter boven NAP en in zuidwestelijke richting aflopend, mag men aannemen dat de oude akkers allemaal op deze dekzandrug gelegen hebben met zwakke uitlopers naar [[Houterd]], [[Molenheide]] en [[Lieseind]]. Ook langs het [[Hermalen]] ligt een lange smalle dekzandrug. Het gebied wordt doorsneden door enkele waterloopjes. Afgaande op oude perceelsnamen met het element ‘woud’ mag verondersteld worden dat er in de vroeg-middeleeuwse periode zware eikenbossen hebben bestaan. Leenders spreekt over dichte eiken-haagbeukbossen, voorafgaan aan de laat-middeleeuwse ontginningen. Denk aan namen als het [[Woud]], Donkerwoud, Schijndelswoud en Eerderwoud. Daarnaast is uit 1293 het ‘bos van Elde’ bekend.  <br>Dat er veel hout aanwezig geweest moet zijn verraden alle perceelnamen eindigend op el en lo, laar en hout bv. [[Elde]], Elschot, Loo, [[Oetelaar]], Geerlaar [de latere Geelders], Boekelaar, Lankelaar, Houterd en Lieshout. <br>In 1465 wordt op 18 juli door Philips van Bourgondië een pootkaart uitgegeven en werd aan Schijndel het pootrecht verleend, waardoor de inwoners werd toegestaan om binnen de in 1309 aangegeven grenzen, op hun erven allerlei bomen te planten tot een lengte van 40 voeten of ca. 12 m. Ze kunnen die bomen als ze dat willen zelf kappen en er weer nieuwe voor in de plaats zetten. Met de omgehakte bomen kunnen ze hun voordeel doen door ze zelf te gebruiken of te verkopen. Hier stond wel tegenover dat ze aan de hertog de zgn. houtschat moesten betalen, een vorm van belasting. Van dat pootrecht is driftig gebruik gemaakt zodat langs alle wegen een, twee soms zelfs drie rijen bomen werden geplant. Rekent men daar men alle heggen nog eens bij rondom alle akkers en beemden, dan is het landschapsbeeld heel bijzonder geweest en Schijndel heeft hiervan gelukkig veel weten te behouden. In de [[Bodem van Elde]] kreeg men al in 1462 dit pootrecht. Uit bronnen is bekend dat met name de stad ’s-Hertogenbosch in de middeleeuwse periode heel veel hout uit Schijndel gehaald heeft voor de huizenbouw in de stad en ook zijn veel bomen gesneuveld vanwege oorlogsgeweld en de acties van militaire eenheden.


=== '''Een unieke populierenroute''' ===
=== '''Een unieke populierenroute''' ===

Versie van 26 mrt 2020 21:01

Vorming van het landschap

Schijndel, gelegen op een uitgestrekte dekzandrug, bevindt zich mooi tussen de beekdalen van de Aa en van de Dommel. Op basis van de hoogteligging tot 11 meter boven NAP en in zuidwestelijke richting aflopend, mag men aannemen dat de oude akkers allemaal op deze dekzandrug gelegen hebben met zwakke uitlopers naar Houterd, Molenheide en Lieseind. Ook langs het Hermalen ligt een lange smalle dekzandrug. Het gebied wordt doorsneden door enkele waterloopjes. Afgaande op oude perceelsnamen met het element ‘woud’ mag verondersteld worden dat er in de vroeg-middeleeuwse periode zware eikenbossen hebben bestaan. Leenders spreekt over dichte eiken-haagbeukbossen, voorafgaan aan de laat-middeleeuwse ontginningen. Denk aan namen als het Woud, Donkerwoud, Schijndelswoud en Eerderwoud. Daarnaast is uit 1293 het ‘bos van Elde’ bekend.
Dat er veel hout aanwezig geweest moet zijn verraden alle perceelnamen eindigend op el en lo, laar en hout bv. Elde, Elschot, Loo, Oetelaar, Geerlaar [de latere Geelders], Boekelaar, Lankelaar, Houterd en Lieshout.
In 1465 wordt op 18 juli door Philips van Bourgondië een pootkaart uitgegeven en werd aan Schijndel het pootrecht verleend, waardoor de inwoners werd toegestaan om binnen de in 1309 aangegeven grenzen, op hun erven allerlei bomen te planten tot een lengte van 40 voeten of ca. 12 m. Ze kunnen die bomen als ze dat willen zelf kappen en er weer nieuwe voor in de plaats zetten. Met de omgehakte bomen kunnen ze hun voordeel doen door ze zelf te gebruiken of te verkopen. Hier stond wel tegenover dat ze aan de hertog de zgn. houtschat moesten betalen, een vorm van belasting. Van dat pootrecht is driftig gebruik gemaakt zodat langs alle wegen een, twee soms zelfs drie rijen bomen werden geplant. Rekent men daar men alle heggen nog eens bij rondom alle akkers en beemden, dan is het landschapsbeeld heel bijzonder geweest en Schijndel heeft hiervan gelukkig veel weten te behouden. In de Bodem van Elde kreeg men al in 1462 dit pootrecht. Uit bronnen is bekend dat met name de stad ’s-Hertogenbosch in de middeleeuwse periode heel veel hout uit Schijndel gehaald heeft voor de huizenbouw in de stad en ook zijn veel bomen gesneuveld vanwege oorlogsgeweld en de acties van militaire eenheden.

Een unieke populierenroute

Als men in het Schijndelse buitengebied rondfietst of wandelt is het eerste wat opvalt het grote aantal populieren of ‘canadassen’, in de volksmond spreekt men veelal van ‘canidassen’. Vanaf het einde van de 18e eeuw is de inlandse of zwarte populier steeds meer verdrongen door zijn soortgenoot uit Canada. De populier met zijn witachtig, buigzaam en taai hout was geliefd bij klompenmakers. Deze heeft zacht en licht hout, dat zich prima leende om te snijden. Ook als bouwhout voor vnl. binnenwerk was het nogal gewild. Van belang was wel dat het niet aan weersomstandigheden werd blootgesteld. Men maakte er ook graag dekplanken voor bruggen van. Als brandhout bleek het minder geschikt, want het brandde snel en gaf in wezen weinig warmte af. Het voordeel van de Canadese populier was de snellere groei in vergelijking met de inlandse populier, maar ook het kwaliteitsgehalte. Vooral op de Schijndelse leemhoudende gronden gedijt de canada bijzonder goed. Het telen en planten vereist wel de nodige deskundigheid. De groeitijd bedraagt ca. 20 jaren en dan kan de stam in hoogte variëren van 7 tot 14 meter. Soms werden de bomen, mede afhankelijk van de houtprijs, eerder gekapt om te dienen als klomphout. De klompenhandel was er dus zeer bij gebaat dat er veel populieren geplant zouden worden. In 1925 waren er nog 64 personen die het klompenmakersvak uitoefenden. Ze werden volgens de statistieken bijgestaan door 170 knechten en 7 kinderen. Vanuit de toeristisch-recreatieve sector is het dus niet zo vreemd dat een populierenroute is ontwikkeld.

Knotwilgen een bepalende factor

Al even karakteristiek voor het buitengebied zijn de duizenden knotwilgen die men overal kan aantreffen. Ze bieden beschutting tegen de felle zon, harde wind en slagregens. Een andere werking is dat ze met hun wortels de slootkanten extra versteviging geven en plantengroei afremmen. Ze blijken ook goede broedplaatsen te zijn voor bepaalde vogelsoorten als de heggenmus, de rietgors en de tjiftjaf. Ook torenvalken, bosuilen en steenuilen kan men er aantreffen. Wat te denken van muizen, wezels en vleermuizen. De knotwilgen kunnen een respectabele leeftijd bereiken. Om de 4-6 jaar dienen ze geknot te worden. Ieder jaar maakt de wilg aan het uiteinde van de stam nieuwe dunne scheuten, wilgentenen genoemd. Doordat er jaarlijks meer scheuten bij komen, wordt de bovenzijde van de boom steeds dikker, waardoor zich als het ware een ‘knot’ vormt, vandaar de benaming knotwilg.

Ontginning van heidegebieden

Wie een historische kaart van Schijndel bekijkt, zoals bv. de kadasterkaart van 1832, ontdekt dat in het buitengebied toen nog uitgestrekte heidegebieden lagen. Die hadden al vanaf de middeleeuwen een uitgesproken functie voor de agrarische bevolking. Heel laat in de 19e eeuw is hier de ontginning ter hand genomen en de oorspronkelijke heidevegetatie treft men er al lang niet meer aan. Sommige middeleeuwse heidegebieden, zoals aan de rand van de Vlagheide, zijn verstoven en verworden tot zandduinen zoals bv. de Eerdse Bergen en voorheen ook het huidige industriegebied Duin I, II en III. Door overbeweiding en zandwinning kreeg de wind hier in het verre verleden vrij spel. Door aanleg van hakhoutpercelen is gepoogd de verdere verstuivingen tegen te gaan. Het overheersende bostype ter plekke is naaldbos en omdat er sprake is van arme zandgronden was beplanting met de grove den de aangewezen methode. Aan de andere kant van de Rooiseweg ligt de voormalige Rooise en Schijndelse heide, die inmiddels helemaal is verkaveld op een vrij rationele manier. Lange kaarsrechte wegen en grote blokpercelen. Op de perceelsscheidingen of eenzaam in het land stonden voorheen en nu nog spaarzaam her en der verspreid, de vliegdennen, een aanwijzing dat men zich bevindt in een gebied van aloude woeste gronden. De oude heide is grotendeels omgezet in een open agrarisch landschap waarin dennen en berken landschapsbepalend zijn. Hetzelfde verkavelingsproces heeft zich eveneens voltrokken in het zgn. Holderheike en de Kuilenheide en ook in het Wijboschbroek.

Karakteristieke boerderijen

Wie het buitengebied in trekt, kan genieten van de fraaie boerderijen die Schijndel nog rijk is, ook al zijn er inmiddels al veel verdwenen. Ze zijn tastbare herinneringen aan het agrarische bestaan van de Schijndelse bevolking. Niet de zijmuren, maar hun gebinten of houtskelet dragen het dak. Het zijn niet alleen de zware balkconstructies, maar ook de fraaie pen-gat-verbindingen die opvallen. Zo’n gebint werd ter plaatse door de timmerlieden in elkaar gezet. Heel veel historische boerderijen kent Schijndel niet meer, maar die nog resteren op dit moment, zijn wel juweeltjes. Wie de boerderijroute fietst, zal de verschillende typen snel herkennen nl. kortgevelboerderijen, langgevelboerderijen, hoekgevelboerderijen, de krukhuisboerderij en tenslotte de sobere en bescheiden daglonerswoninkjes. Daar tussenin treft men overigens veel nieuwbouwboerderijen aan, die vaak niets meer in zich hebben van het oude type.

Recreatieve mogelijkheden

Een buitengebied als het Schijndelse, met z’n typisch kleinschalige Meierijse landschapselementen, biedt tal van recreatieve mogelijkheden. De gemeente stimuleert daarom de laatste jaren allerlei toeristisch-recreatieve plannen en initiatieven, die geïnteresseerden de mogelijkheid bieden van dit rijke buitengebied te genieten. Dit kan via de fietsroutes die, via de zgn. natuurroute, en langs de wandelroutes via de bekende ‘Ommetjes’ in o.a. Smaldonk en Weidonk, via excursies en trimbaan in Wijboschbroek, in het gebied de Prekers en noem maar op. Mogelijkheden te over en daarom is het te hopen dat degenen die er vooral recreatief gebruik maken, hun verantwoordelijkheid kennen en zuinig zijn op dit prachtige natuurschoon en er zorgvuldig mee omspringen.