Onderzoek Kloostertuin

Archeologisch onderzoek in de kloostertuin

Aanleiding voor het onderzoek
Omdat het terrein in de nabije toekomst bebouwd ging worden en omdat de locatie deel uitmaakt van het oude centrum van Schijndel, vond de Archeologische Werkgroep het de moeite waard om waarnemingen te doen. Daarbij werden een aantal interessante scherven gevonden, onder andere uit de ijzertijd (750 v. Chr. - O) en de Romeinse Tijd (0 - 400 n. Chr.) Naar aanleiding van deze vondsten werd bij de Gemeente Schijndel een verzoek ingediend voor verkennend onderzoek. Dat werd verricht van 4 t/m 6 juni 1996 door een archeologisch bedrijf, in samenwerking met de waarnemend Provinciaal Archeoloog van Noord-Brabant, de heer P. Kleij. Ook leden van onze Archeologische Werkgroep (Dhr. v.d. Braak, G. van Kaathoven, P. v.d. Greef en R. Hemelaar) verleenden hun medewerking.

Methode
Er werd gebruik gemaakt van de zogenaamde boormethode: op een onderlinge afstand van 10 meter werden gaten geboord met een grote grondboor (megaboor). Het zand dat uit deze gaten kwam werd nat gezeefd door een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Ook is het terrein afgezocht met een metaaldetector. In totaal werden 50 boringen gezet.

De conclusie was dat er, in tegenstelling tot wat er verwacht werd, geen sporen gevonden zijn van een nederzetting uit ijzertijd of Romeinse Tijd. Het aantal vondsten was te gering om die conclusie te trekken. Toch blijft het een interessant terrein, de scherven komen daar immers niet zomaar, en het archeologisch bedrijf gaf tenslotte de raad om bij de graafwerkzaamheden voor de bebouwing van het terrein alert te zijn: het is immers niet uitgesloten dat er toch sporen aanwezig zijn die naast de boringen gesitueerd zijn.