Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Middeleeuwse kruikjes: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 12: Regel 12:
Het huis was twintig meter diep. Aan de Hoofdstraat-zijde had het een erker. Aan weerszijden van de lange gang lagen een huiskamer en een salon, vier slaapkamers, een keuken en bijkeuken/hal, tezamen acht vertrekken. De woning had twee verdiepingen. Op de eerste verdieping was een grote slaapkamer met een betegelde schoorsteenmantel. Die kamer kon dus verwarmd worden. Op het dak stond een klokkenstoeltje met een luidklokje. De bovenste zolder had een dakkapel met een vaste katrolbalk voor het optakelen van zwaardere voorwerpen. Onder het huis was een ruime kelder die onder vier kamers lag en dus de halve oppervlakte van het huis besloeg. De kelder had twee ingangen: een in de keuken en een in de bijkeuken. Langs de ene lange kelderwand waren houten wijnrekken aangebracht, aan de andere lange keldermuur waren houten appelrekken.<br>
Het huis was twintig meter diep. Aan de Hoofdstraat-zijde had het een erker. Aan weerszijden van de lange gang lagen een huiskamer en een salon, vier slaapkamers, een keuken en bijkeuken/hal, tezamen acht vertrekken. De woning had twee verdiepingen. Op de eerste verdieping was een grote slaapkamer met een betegelde schoorsteenmantel. Die kamer kon dus verwarmd worden. Op het dak stond een klokkenstoeltje met een luidklokje. De bovenste zolder had een dakkapel met een vaste katrolbalk voor het optakelen van zwaardere voorwerpen. Onder het huis was een ruime kelder die onder vier kamers lag en dus de halve oppervlakte van het huis besloeg. De kelder had twee ingangen: een in de keuken en een in de bijkeuken. Langs de ene lange kelderwand waren houten wijnrekken aangebracht, aan de andere lange keldermuur waren houten appelrekken.<br>
<br>
<br>
Van ongeveer 1880 tot 1931 was dit huis eigendom van [[Willem Johannes de Vries]] die meer dan vijftig jaar dierenarts was in Schijndel. Daarna was het tot einde tweede wereldoorlog in bezit van zijn enige dochter mevrouw Anne Maria de Vries. In de negentiende eeuw werd het huis bewoond door Schijndels burgemeester [[Wilhelmus Petrus Verhoeven (1811 - 1890)|Wilhelmus Verhoeven ]](burgemeester van 1844 tot 1874) en eerder door de notarisfamilie [[Jan van Beverwijk]].<br>
Van ongeveer 1880 tot 1931 was dit huis eigendom van [[Willem Johannes de Vries]] die meer dan vijftig jaar dierenarts was in Schijndel. Daarna was het tot einde tweede wereldoorlog in bezit van zijn enige dochter mevrouw Anne Maria de Vries.<br>
Uit kadastraal onderzoek is gebleken dat Willem de Vries geen eigenaar is geweest van dit pand, maar vanaf 1904 zijn dochter tot 1949, toen onteigening door de gemeente plaatsvond.<br>
In de negentiende eeuw werd het huis bewoond door Schijndels burgemeester [[Wilhelmus Petrus Verhoeven (1811 - 1890)|Wilhelmus Verhoeven ]](burgemeester van 1844 tot 1874) en eerder door de notarisfamilie [[Jan van Beverwijk]].<br>
<br>
<br>
Archiefonderzoek maakt duidelijk dat dit patriciërshuis gebouwd is door [[Gijsbert de Jong]], die in de zeventiende eeuw erfsecretaris van Schijndel was. In zijn in 1741 gemaakt testament (hij is dan 87 jaar oud) laat hij dit huis na aan zijn jongste dochter Maria. Hij omschrijft het dan aldus: ''"mijn nieuwe huijsinge en hof en alle meerdere opstal  bij mij gebouwd en bewoont…"''.<br>
Archiefonderzoek maakt duidelijk dat dit patriciërshuis gebouwd is door [[Gijsbert de Jong]], die in de zeventiende eeuw erfsecretaris van Schijndel was. In zijn in 1741 gemaakt testament (hij is dan 87 jaar oud) laat hij dit huis na aan zijn jongste dochter Maria. Hij omschrijft het dan aldus: ''"mijn nieuwe huijsinge en hof en alle meerdere opstal  bij mij gebouwd en bewoont…"''.<br>

Versie van 3 jun 2022 17:04

Middeleeuwse kruikjes[1]

Drie middeleeuwse aardewerk kruikjes, bij elkaar aangetroffen. De vondst werd in de 20e eeuw gedaan. Een archeologische vondst ontleent haar waarde niet alleen aan zichzelf. Op zich kan zij zelfs géén waarde hebben. zoals bijvoorbeeld een oude scherf. Maar zij ontleent haar waarde ook en soms zelfs véél meer - aan de omstandigheden waarin zij werd aangetroffen. Waar, hoe, dat wil zeggen in welke situatie, werd zij gevonden. Het zijn deze, zogenoemde vondstomstandigheden, die door de archeoloog kunnen worden "gelezen" en die op die manier een stuk geschiedenis voor ons kunnen openbaren.

Van de vondst van de drie kruikjes waar het hier over gaat, zijn de vondstomstandigheden nauwelijks bekend. Van de vondst “in situ" al helemaal niet. Wel is de vondstplaats summier overgeleverd. Die plaats komt later aan de orde, al kan dat de echte archeologische vragen (zoals “waarom deze kruikjes hier") niet meer oplossen. Eerst dan het verhaal van de kruikjes zelf. In het jaar 1949 werden ze gevonden tijdens sloopwerkzaamheden van een huis langs de Hoofdstraat op de plaats waar tegenwoordig juwelier Tausch is gevestigd. Het was de aannemer G. Goossens die het sloopwerk uitvoerde. Twee van de gevonden kruikjes zijn later terecht gekomen bij zijn dochter mevrouw G. Goossens; het derde kannetje, dat volkomen gaaf was, kwam in handen van een medewerker van de aannemer.

De twee grootste kannetjes (enigszins beschadigd) werden door de aannemer Goossens gedeponeerd bij de gemeente Schijndel die er geen andere weg mee wist dan ze 9 jaar in de kelder te zetten. Mevrouw G. Goossens heeft het aardewerk toen teruggevraagd en de voorwerpen een aantal jaren in huis gehad. Na de opening van het Jan Heestershuis heeft ze de voorwerpen aan dit huis aangeboden. Daar staan de kannetjes nu in een kast, al even onzichtbaar opgeborgen als jaren geleden in de gemeentekelder.
Wat zijn het eigenlijk voor kruikjes? Twee van de drie kannetjes zijn ter beoordeling voorgelegd aan een deskundige, de conservator van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek drs. N. Halbertsma. Hij stelde vast dat de kruikjes behoorden tot het zogenoemde “Raeren's" aardewerk.

Een van de kruikjes heeft een zeer elegante vorm. Dat is een van de kenmerken van het vaak rijk versierd steengoed dat in Raeren werd gebakken in de zestiende eeuw. Het kruikje draagt het jaartal 1598 en is daarmee ook in die eeuw gedateerd. Het kruikje, dat in ons land moet zijn ingevoerd, draagt ook nog een ingebakken wapen. Volgens drs. Halbertsma is dat het wapen van de familie Schuilenburg. Over het waarom van dit wapen op dit stukje Raeren's aardewerk kan geen uitspraak worden gedaan.

Nu de vindplaats. Zoals eerder vermeld was dat de plaats waar nu het huis Tausch staat, Hoofdstraat 87, kadastraal bekend sectie D 5093 en 5095. Op die plek stond tot 1945 een kapitaal, zeventiende-eeuws woonhuis, dat wel het mooiste huis van Schijndel werd genoemd.
Het huis was twintig meter diep. Aan de Hoofdstraat-zijde had het een erker. Aan weerszijden van de lange gang lagen een huiskamer en een salon, vier slaapkamers, een keuken en bijkeuken/hal, tezamen acht vertrekken. De woning had twee verdiepingen. Op de eerste verdieping was een grote slaapkamer met een betegelde schoorsteenmantel. Die kamer kon dus verwarmd worden. Op het dak stond een klokkenstoeltje met een luidklokje. De bovenste zolder had een dakkapel met een vaste katrolbalk voor het optakelen van zwaardere voorwerpen. Onder het huis was een ruime kelder die onder vier kamers lag en dus de halve oppervlakte van het huis besloeg. De kelder had twee ingangen: een in de keuken en een in de bijkeuken. Langs de ene lange kelderwand waren houten wijnrekken aangebracht, aan de andere lange keldermuur waren houten appelrekken.

Van ongeveer 1880 tot 1931 was dit huis eigendom van Willem Johannes de Vries die meer dan vijftig jaar dierenarts was in Schijndel. Daarna was het tot einde tweede wereldoorlog in bezit van zijn enige dochter mevrouw Anne Maria de Vries.
Uit kadastraal onderzoek is gebleken dat Willem de Vries geen eigenaar is geweest van dit pand, maar vanaf 1904 zijn dochter tot 1949, toen onteigening door de gemeente plaatsvond.
In de negentiende eeuw werd het huis bewoond door Schijndels burgemeester Wilhelmus Verhoeven (burgemeester van 1844 tot 1874) en eerder door de notarisfamilie Jan van Beverwijk.

Archiefonderzoek maakt duidelijk dat dit patriciërshuis gebouwd is door Gijsbert de Jong, die in de zeventiende eeuw erfsecretaris van Schijndel was. In zijn in 1741 gemaakt testament (hij is dan 87 jaar oud) laat hij dit huis na aan zijn jongste dochter Maria. Hij omschrijft het dan aldus: "mijn nieuwe huijsinge en hof en alle meerdere opstal bij mij gebouwd en bewoont…".
Het bouwjaar is niet exact bekend, maar dat moet liggen tussen 1680 (toen de Jong secretaris werd) en 1703 ( het sterfjaar van zijn vrouw). Blijft de vraag of er een relatie is tussen het gevonden aardewerk en het huis. Die is er niet. Het huis zelf geeft geen informatie over de kruikjes; vondstomstandigheden zijn destijds niet vastgelegd. Het enige wat met zekerheid gezegd kan worden is, dat de kruikjes (uit 1598) al tussen de 80 en 100 jaar oud waren toen het huis (tussen 1680 en 1703) gebouwd werd. Zijn de kruikjes toen al als oud en beschadigd aardewerk weggegooid? We zullen het nooit weten. Uit deze hele geschiedenis zijn wel een paar andere conclusies te trekken en wel de volgende:

  • Schijndel maakte zich veertig jaar geleden niet druk om het behoud van monumenten, anders had het dit patriciërshuis nooit gesloopt.
  • Schijndel had en heeft al evenzeer weinig oog voor archeologie en bodemvondsten, anders werd met de weinige archeologische voorwerpen die het bezit, niet zo nonchalant omgesprongen. En dat betekent dan tegelijk dat Schijndel onvoldoende oog heeft voor zijn eigen geschiedenis.
  • Want hoe men het ook wendt of keert: geschiedenis staat niet alleen in boeken. De bodem is ons meest betrouwbare geschiedenisboek.
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemkundeblad tweede jaargang nummer 1 bladzijden 9 tot en met 12