Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Lofdicht voor een dienstmaagd

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

LOFDICHT[1][bewerken | brontekst bewerken]

Samengesteld door: pater Gerlacus van den Elsen

In de zomer van 1893 herdacht een zeker mejuffrouw Hein Verhagen het feit, dat zij vijftig jaren ononderbroken als inwonende dienstbode werkzaam was bij de familie Manders te Schijndel.

De heer H.L. Manders was destijds burgemeester van de Gemeente Schijndel; pater Van den Elsen (toenmalig kapelaan in Heeswijk) vertoefde als huisvriend veelvuldig ten huize van genoemde burgemeester.

Bij gelegenheid van het gouden jubileum van voornoemde dienstbode, stelde pater van den Elsen het onderstaande gedicht samen, dat op de feestdag werd voorgedragen door Lambertha van der Heijden, die als 16-jarige in het gezin van Harrie Manders werkzaam was als "tweede meisje in de huishouding".

Wanneer een grijze burgervader
zijn gouden jubileum viert,
dan viert de burgerij tegader,
dan wordt het heele dorp versierd.
Gedenkt de grijze zielenherder
zijn vijftigjarig priesterschap,
dan klinkt de juichtoon nog veel verder,
dan komt geen eind aan 't handgeklap.
Gezag en orde te bewaren
tot heil van kerk of burgerhaard,
geheerscht te hebben zo veel jaren,
is wel een luid gejubel waard.
Maar vijftig jaren lang te dienen,
te staan op elke wenk bereid
uit liefde tot den ongeziene
volhardend in gehoorzaamheid;
een halve eeuw dienstmaagd te weezen,
in één en hetzelfde huisgezin,
te dienen hen, die zij vóór deezen
als jongens joeg de kelder in.
Mij dunkt, dat klinkt eerst groot in d 'ooren
dat eist een passend jubileumlied,
dat moet die wufte wereld hooren
die het gezag niet meer ontziet.
Men prijst hem, die een jaar of zeven
zich met zijn meester kan verstaan;
maar trouw te zijn een menschenleven
dat moet alle lof te boven gaan.
Gij, Hein, gij sleet uw levensdagen
in gewillige onderdanigheid.
Gij zocht slechts Godes welbehagen
door nederige arbeid.
Gij leefde niet voor úw belangen,
gij zaagt niet naar uzelven om,
maar offerde al uw gangen,
van uwe jeugd en ouderdom.
Wie zal naar waarde kunnen prijzen
die mannenmoed, die heldenkracht?
Gij hebt beschaamd den wereldwijze,
gij zijt de roem van uw geslacht.
Waar vindt men in deez' nare tijden
zoveel volharding, zoveel moed?
Zoveel standvastigheid in het lijden,
Zoveel geduld in tegenspoed?
"Een kloeke vrouw; wie zal ze vinden? "
vraagt Salomon; Gij zijt die vrouw.
Gij zocht geen andere beminde
dan uw meester tot de dood getrouw.
Een eigen moeder kan niet beter
bezorgd zijn voor het geluk van 't huis.
Gij deelde hunne vreugd ' en lijden
wanneer 't bezocht werd met een kruis.
War hebt ge toch de deugd gevonden?
Mar anders dan in uw gebed.
God heeft Zijn zegen afgezonden,
dat gij volharde zonder smet.
Gij bleeft eenvoudig, rein van zeeden,
versmaadde alle pracht en praal,
gij bleeft met uwen staat tevreeden
en zocht slechts 't eeuwig bruiloftsmaal.
Wèlnu: uw loopbaan spoedt ten einde,
gij hebt uw levensstaat volbracht.
Tot vreugd van vrienden en bekenden
is u deez” bruiloft toebedacht.
Maar wij, wij kunnen u niet loonen
zoals uw groote deugd verdient;
God in den hemel zal u kroonen
veel schooner dan de beste vriend.
Dat na deez' bruíloft nog veel jaren
Zijn zegen op uw nederdaal ',
dat dan uw schoone ziel opvare
naar het onvergankelijk bruíloftsmaal
Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemkundeblad zesde jaargang nummer 3 bladzijden 19 tot en met 23