Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Het Rijke Roomsche Leven

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het Rijke Roomsche Leven

De periode 1900-1940 is de bloeitijd van het Rijke Roomsche Leven. De pastoor nam in het dorpsleven een centrale rol in. Eerstens door de uitermate sterke geloofsbeleving onder de bevolking in die tijd, waardoor de pastoor als zielenherder veel gezag had. Verder was bij nagenoeg elke vereniging een plaatselijke priester geestelijk adviseur. Zijn stem was er niet zo maar een! Zo was de clerus nauw betrokken met het hele maatschappelijke leven.
Voorts waren de intermenselijke verhoudingen toen nog zó, dat gezagsdragers op een voetstuk stonden en dat het niet gauw gewaagd werd om tegen het gezag in te gaan.
De autoriteit van de pastoor werd bij verschillende gelegenheden nog eens onderstreept. Kwam hij bijvoorbeeld ergens op bezoek, dan werd hij meteen in de “goei kamer” gelaten. Voor de kinderen was het ook al snel duidelijk dat de “meneer met de zwarte japon” een belangrijk iemand was. Ze werden opgetrommeld om een handje te geven, daarna was het snel wegwezen. Dat de pastoor iemand van standing was in de gemeenschap straalde verder het aantal dienstmeiden op de pastorie uit.

Ontwikkelingen binnen de Kerk

De kerk in die tijd boezemde voor velen een zekere angst in. Voortdurend werd er gewezen op de duivel en het kwaad. Daarnaast werd maar al te snel iets als zondig bestempeld. Anderzijds zijn de (achteraf) ervaringen van mensen, dat toen wel op een heel “onwaarschijnlijke” wijze over het verhevene, zoals “engelen”, werd gesproken. Maar of het nu ging over de duivel of de engel, de meeste mensen namen het aan. Het was echter zeker niet zo dat het woord van de pastoor alle ontwikkelingen die hem niet zinden tegen kon houden. Pastoor A.F. van Roessel (1903-1928) van de Wijbossche parochie preekte dan wel tegen “vleeskleurige kousen die zelfs de benen lieten zien”, maar elk jaar werden er meer gedragen. Ook zijn stellingname tegen het dansen, dat na de Eerste Wereldoorlog steeds meer aan populariteit won, weerhield veel jongelui er niet van om zich met dat “duivelse vermaak" in te laten.