Het Musschengilde

Het Musschengilde.

Oprichting

Uit een schrijven aan de Gemeente, van de toenmalige secretaris van de Boerenbond Schijndel W.J. de Visser, blijkt dat er in 1924 het Musschengilde is opgericht.
In hetzelfde schrijven vraagt hij tevens een subsidie aan van f. 50.00 om een deel van de kosten te dekken.

Doel van de vereniging

Het bestrijden van de mussen die voor de boeren zo schadelijk zijn.

Dat de meningen hierover verdeeld waren blijkt uit het volgende artikel in de Almanak van den Christelijken Boerenbond in het jaar 1910.

Is de musch schadelijk?
Over het antwoord op deze vraag zijn de geleerden het nog lang niet eens, ofschoon de eenvoudige landman en tuinder al lang hun beslissend oordeel hebben doen hooren. Het gaat er mee, als met zoovele andere zaken: het hangt namelijk af van de omstandigheden waarin men verkeert, die op eenig oordeel invloed uitoefenen. Hij, die geheel buiten land- en tuinbouw staat is in dezen zeer zeker het minst bevoegd, een antwoord te geven. Het mag heel mooi klinken, dat alle vogels moeten beschermd worden, dat het een eisch der beschaving is, zoo min mogelijk, dieren te dooden en vooral de vogels te sparen, die over ’t algemeen zoveel nut aan land, tuin- en bosbouw doen, maar er dient ook rekening gehouden te worden met de gevolgen in de praktijk. Het gaat toch met de vogels, als met alle andere diergroepen; er zijn gevaarlijke, schadelijke en nuttige onder. Wat gevaarlijk is, dooden we, zonder enige wroeging, zoowel groote als kleine dieren. Wat schadelijk is, roeien we eveneens het liefst uit. We zouden hier kunnen vragen, waarom het leven van een schadelijken vogel bijvoorbeeld meer waarde heeft, dan van een schadelijk knaagdier? Men weet wel, dat bij de voorstanders van algemeene vogelbescherming de bedoeling voorzit, om daardoor van de nuttige vogels beter het behoud te verzekeren. Ook is het niet onbekend, dat uitzondering die voorgesteld wordt, dat gemaakt mag worden ten opzichte van eenige soorten, die in sommige tijden van ’t jaar beslist nadelig voor land- of tuinbouw kunnen optreden; maar ook kent men bij ervaring, de groote moeilijkheid die er bestaat, tot het verkrijgen van vergunning, om te mogen dooden.

In het jaar 1925-1926 werd er door de vereniging een bedrag uitgegeven van f. 63,92 voor het doden van:

• Oude musschen 1435,
  
• Jonge musschen 1434,
  
• Eitjes 1546,
  
• 34 eksters.
  

Het is onbekend hoelang het Musschengilde heeft bestaan. Waarschijnlijk is het probleem vanzelf opgelost doordat de boeren steeds minder tarwe, rogge en andere graansoorten verbouwden.
In 1963 werden er echter, ten behoeve van de kraaienbestrijding, nog premies van 75 cent uitgeloofd voor kraaien, roeken, kauwen, vlaamse gaaien en eksters.