Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

De Moortskuil: verschil tussen versies

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
== '''DE MOORTSKUIJL.''' ==
=== '''DE MOORTSKUIJL.''' ===
   
   
In het gehucht [[Wijbosch]] onder de gemeente Schijndel in de omgeving van een daar indertijd aanwezige kapel, wonen op hun boerderij Lambertus Jansse Verhagen, diens vrouw Maria Jan Eijmbert Hagelaers en een broer van haar man Peter Jansse Verhagen. Bij hen in de buurt woont nog een derde broer te weten Johannes Jansse Verhagen. Het echtpaar Verhagen - Hagelaers heeft geen kinderen. Op vrijdag 25 januari 1765 krijgen ze bezoek van den paardenhandelaar Martinus Driessen. Deze is tussen de 30 en 40 jaar oud, geboren te Peer in België, en woont thans in Nederland te Uden. Zijn buurman is Daniël Versteegen. Deze beschikt over een hooiveld, dat in Schijndel ligt en waarvoor de Gebroeders Verhagen belangstelling hebben. Drie weken voor kerstmis 1764, is Martinus ook reeds bij Lambertus geweest om te praten over dit hooiveld, dat hij voor de gebroeders Verhagen wil kopen om het vervolgens op hun naam te zetten. Later is hij nog een paar keer teruggeweest en is ook wel eens blijven overnachten, maar tot koop is het nimmer gekomen.<br>
In het gehucht [[Wijbosch]] onder de gemeente Schijndel in de omgeving van een daar indertijd aanwezige kapel, wonen op hun boerderij Lambertus Jansse Verhagen, diens vrouw Maria Jan Eijmbert Hagelaers en een broer van haar man Peter Jansse Verhagen. Bij hen in de buurt woont nog een derde broer te weten Johannes Jansse Verhagen. Het echtpaar Verhagen - Hagelaers heeft geen kinderen. Op vrijdag 25 januari 1765 krijgen ze bezoek van den paardenhandelaar Martinus Driessen. Deze is tussen de 30 en 40 jaar oud, geboren te Peer in België, en woont thans in Nederland te Uden. Zijn buurman is Daniël Versteegen. Deze beschikt over een hooiveld, dat in Schijndel ligt en waarvoor de Gebroeders Verhagen belangstelling hebben. Drie weken voor kerstmis 1764, is Martinus ook reeds bij Lambertus geweest om te praten over dit hooiveld, dat hij voor de gebroeders Verhagen wil kopen om het vervolgens op hun naam te zetten. Later is hij nog een paar keer teruggeweest en is ook wel eens blijven overnachten, maar tot koop is het nimmer gekomen.<br>
Regel 7: Regel 7:
Bij het medisch onderzoek is later door heelkundigen vastgesteld, dat de toegebrachte verwondingen de dood van de twee broers veroorzaakt hebben. Na het plegen van deze gruwelijke misdaden heeft hij het geld uit de knapzak genomen en het in zijn eigen reistas gestopt; waarna hij terugkeert naar het huis van Lambertus en Maria. Onderweg heeft hij de knuppel in een sloot gesmeten. Aangekomen bij het huis, klopt hij aan, waarop Maria verbaasd opendoet. Binnengekomen doet hij het voorkomen alsof hij zijn "gevangeniswanten“ heeft laten liggen en een pijp tabak wil aansteken. Hij neemt de vrouw bij de hand en onverwachts steekt hij haar met het mes in de hals. Omdat hij bang is dat zij hem later kan aangeven, wil hij haar de hals afsnijden. Maar dan wordt ie plotseling gestoord, door het luide geroep van Peter, een oude man van in de zeventig, waarmee hij de afgelopen nacht het bed gedeeld heeft. Gelukkig voor deze Peter, is hij niet van zins deze man van het leven te beroven. Bang geworden door het aanhoudende geroep van de oude man slaat hij op de vlucht. Maria ligt intussen meer dood dan levend in het huis. De toegebrachte wonden op zich waren niet direct dodelijk; maar helaas voor haar is zij 12 dagen later toch overleden. Via allerlei plaatsjes in de Meijerij, weet Martinus toch nog 's-Hertogenbosch te bereiken, daarbij onderweg gebruik makend van het geroofde geld. Vandaar keert hij terug naar Uden, niet naar zijn eigen huis maar naar een andermans schuur in de buurt. Daar wordt hij in de nacht van 30 op 31 januari, gearresteerd en overgebracht naar de Stads Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch.<br>
Bij het medisch onderzoek is later door heelkundigen vastgesteld, dat de toegebrachte verwondingen de dood van de twee broers veroorzaakt hebben. Na het plegen van deze gruwelijke misdaden heeft hij het geld uit de knapzak genomen en het in zijn eigen reistas gestopt; waarna hij terugkeert naar het huis van Lambertus en Maria. Onderweg heeft hij de knuppel in een sloot gesmeten. Aangekomen bij het huis, klopt hij aan, waarop Maria verbaasd opendoet. Binnengekomen doet hij het voorkomen alsof hij zijn "gevangeniswanten“ heeft laten liggen en een pijp tabak wil aansteken. Hij neemt de vrouw bij de hand en onverwachts steekt hij haar met het mes in de hals. Omdat hij bang is dat zij hem later kan aangeven, wil hij haar de hals afsnijden. Maar dan wordt ie plotseling gestoord, door het luide geroep van Peter, een oude man van in de zeventig, waarmee hij de afgelopen nacht het bed gedeeld heeft. Gelukkig voor deze Peter, is hij niet van zins deze man van het leven te beroven. Bang geworden door het aanhoudende geroep van de oude man slaat hij op de vlucht. Maria ligt intussen meer dood dan levend in het huis. De toegebrachte wonden op zich waren niet direct dodelijk; maar helaas voor haar is zij 12 dagen later toch overleden. Via allerlei plaatsjes in de Meijerij, weet Martinus toch nog 's-Hertogenbosch te bereiken, daarbij onderweg gebruik makend van het geroofde geld. Vandaar keert hij terug naar Uden, niet naar zijn eigen huis maar naar een andermans schuur in de buurt. Daar wordt hij in de nacht van 30 op 31 januari, gearresteerd en overgebracht naar de Stads Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch.<br>


== '''Berechting.''' ==
=== '''Berechting.''' ===


Daar bekent hij vrijwillig aan Heeren Schepenen de gruweldaden verricht te hebben. Hoedanige voorgenomene opzettelijk ter uitvoer gebrachte gruwelijke en afschuwelijke moorden zijn zaken, die in een land van justitie en goede politie niet kunnen noch mogen worden getolereerd, maar op het rigoureuste, om daar van anderen tot afschrik te brengen, strafbaar zijn. Zo is het, dat Mijn Heeren Schepenen voorsz., op alles wel, en rijpelijk gelet hebbende, waar op enigszins te letten valt, tot hier gezien het schriftelijk verzoek van recht, door of van wegens de Hoog Edel Geboren Gestrenge Heer Rheinhard Burghard Rutger Grave van Rechteren, Vrijheer van Gramsbergen, Hoog- en Laagschout van de Hoofdstad en Meijerij van 's-Hertogenbosch, jegens den gevangene gedaan, recht doende, verklaren voor recht, dat de gevangene ter zake van die gepleegde afschuwelijke en verfoeilijke moorden, gebracht zal worden naar de plaats waar men binnen deze hoofdstad gewoon is de executie van de criminele justitie te doen, om daar door den scherprechter van onderop levendig geradbraakt, tweemaal op het hoofd geslagen met een houten knots en daarna het hoofd met een bijl afgehouwen, en op een pin gezet en daar naast het mes, waarmee onder andere werktuigen, de voorschreven moorden begaan zijn, openlijk ten toon gesteld worden; dat het dode lichaam vervolgens naar het buitengerecht vervoerd, op een rad gelijk ook voorschreven mes tentoongesteld en het hoofd boven het lichaam op een pin gezet zal worden, den gevangene in voorschreven Straf, mitgsaders in de kosten van recht en missen van justitie veroordelende bij dezen.<br>
Daar bekent hij vrijwillig aan Heeren Schepenen de gruweldaden verricht te hebben. Hoedanige voorgenomene opzettelijk ter uitvoer gebrachte gruwelijke en afschuwelijke moorden zijn zaken, die in een land van justitie en goede politie niet kunnen noch mogen worden getolereerd, maar op het rigoureuste, om daar van anderen tot afschrik te brengen, strafbaar zijn. Zo is het, dat Mijn Heeren Schepenen voorsz., op alles wel, en rijpelijk gelet hebbende, waar op enigszins te letten valt, tot hier gezien het schriftelijk verzoek van recht, door of van wegens de Hoog Edel Geboren Gestrenge Heer Rheinhard Burghard Rutger Grave van Rechteren, Vrijheer van Gramsbergen, Hoog- en Laagschout van de Hoofdstad en Meijerij van 's-Hertogenbosch, jegens den gevangene gedaan, recht doende, verklaren voor recht, dat de gevangene ter zake van die gepleegde afschuwelijke en verfoeilijke moorden, gebracht zal worden naar de plaats waar men binnen deze hoofdstad gewoon is de executie van de criminele justitie te doen, om daar door den scherprechter van onderop levendig geradbraakt, tweemaal op het hoofd geslagen met een houten knots en daarna het hoofd met een bijl afgehouwen, en op een pin gezet en daar naast het mes, waarmee onder andere werktuigen, de voorschreven moorden begaan zijn, openlijk ten toon gesteld worden; dat het dode lichaam vervolgens naar het buitengerecht vervoerd, op een rad gelijk ook voorschreven mes tentoongesteld en het hoofd boven het lichaam op een pin gezet zal worden, den gevangene in voorschreven Straf, mitgsaders in de kosten van recht en missen van justitie veroordelende bij dezen.<br>
   
   
== '''Behandeld den 12 maart 1765.''' ==  
=== '''Behandeld den 12 maart 1765.''' ===  


'''Aanwezig de heren:'''
'''Aanwezig de heren:'''
Regel 30: Regel 30:
Op 29 januari 1765 wordt door schepenen van Schijndel getracht Peter Jansse Verhagen een verhoor van de gebeurtenissen in de nacht van 27 op 28 januari l.l. af te nemen. De oude man is echter nog zo overstuur, dat hij hieraan niet kan voldoen. Besloten wordt het later nog eens te proberen.<br>
Op 29 januari 1765 wordt door schepenen van Schijndel getracht Peter Jansse Verhagen een verhoor van de gebeurtenissen in de nacht van 27 op 28 januari l.l. af te nemen. De oude man is echter nog zo overstuur, dat hij hieraan niet kan voldoen. Besloten wordt het later nog eens te proberen.<br>
   
   
== '''Getuigenis van Peter Jansse Verhagen.''' ==
=== '''Getuigenis van Peter Jansse Verhagen.''' ===


Verschenen voor schepenen van Schijndel, Kwartier van Peelland, Meijerij van 's-Bosch, Peeter Jansse Verhagen, oud in de zeventig jaren woonachtig in het Wijbosch onder Schijndel voors., die in aanvulling van zijn eerder afgelegde verklaring van den 29 januari ll. voor schepenen van Schijndel gegeven, als nu minder ontstelt, en meer bedaard zijnde, ter requisitie van het Hoog Officie der Stad en Meijerij van 's-Hertogenbosch onder solemnele ede heeft getuigt en verklaart waar en waarachtig te zijn, dat den persoon welke hij comparant bij zijne voors. verklaring van den 29ste ll. heeft opgegeven met de naam van_Andries, welke des 's-nachts russen den 27ste en 28ste ll. naast hem comparant geslapen en waar van hij bij de voors. verklaring breder verklaart heeft bij hem comparant is bekend onder den naam van Dries, dat die persoon na zijn comparants gissing oud is tussen de dertig en veertig jaren, zijnde zeer kort en rank van postuur, smal van tronie aanhebbende een blouwe trijpte soort vest en Broek, doch niet precies te weeten wat kleur van een Rok hij aan had, dat den voors Dries omtrent drie weken voor kersmis laest leeden aen het huijs van Zijnen Overledenen Broeder Lambertus Jansse Verhagen bij welke hij comparant inwoont gekoomen is, praetende van Een Hooijveld, ’t welk hij zeijde, dat hij voor zijn comparants Gebroeders zoude koopen, en op haer Laete vastleggen, welk hooijveld onder Scheijnde Lag en toebehoorde aen zekeren Versteegen,woonagtig tot Uden, en Zijnde een Buurman van voors. Dries, Dat voors. Dries na dien teijd nog Eenige Reise ten huijse alwaer hij comparant inwoont geweest is, en ook wel vernagt heeft. Eijndigende hij comparant hier meede Deese Zijne waeragtige en oprechte Verklaeringe, en heeft na aendagtige voorlezing Bij zijn voors. Gedeponeerde blijven volharden, en het zelve met de woorden soo waerlijk mogt god Almagtigh helpen bekragtigt ter bevestiging van Wilhelmus Hendrikus van Beverwijk Schepen Loco Officier, en ten Overstaan van Schepenen ondergenoemt,  
Verschenen voor schepenen van Schijndel, Kwartier van Peelland, Meijerij van 's-Bosch, Peeter Jansse Verhagen, oud in de zeventig jaren woonachtig in het Wijbosch onder Schijndel voors., die in aanvulling van zijn eerder afgelegde verklaring van den 29 januari ll. voor schepenen van Schijndel gegeven, als nu minder ontstelt, en meer bedaard zijnde, ter requisitie van het Hoog Officie der Stad en Meijerij van 's-Hertogenbosch onder solemnele ede heeft getuigt en verklaart waar en waarachtig te zijn, dat den persoon welke hij comparant bij zijne voors. verklaring van den 29ste ll. heeft opgegeven met de naam van_Andries, welke des 's-nachts russen den 27ste en 28ste ll. naast hem comparant geslapen en waar van hij bij de voors. verklaring breder verklaart heeft bij hem comparant is bekend onder den naam van Dries, dat die persoon na zijn comparants gissing oud is tussen de dertig en veertig jaren, zijnde zeer kort en rank van postuur, smal van tronie aanhebbende een blouwe trijpte soort vest en Broek, doch niet precies te weeten wat kleur van een Rok hij aan had, dat den voors Dries omtrent drie weken voor kersmis laest leeden aen het huijs van Zijnen Overledenen Broeder Lambertus Jansse Verhagen bij welke hij comparant inwoont gekoomen is, praetende van Een Hooijveld, ’t welk hij zeijde, dat hij voor zijn comparants Gebroeders zoude koopen, en op haer Laete vastleggen, welk hooijveld onder Scheijnde Lag en toebehoorde aen zekeren Versteegen,woonagtig tot Uden, en Zijnde een Buurman van voors. Dries, Dat voors. Dries na dien teijd nog Eenige Reise ten huijse alwaer hij comparant inwoont geweest is, en ook wel vernagt heeft. Eijndigende hij comparant hier meede Deese Zijne waeragtige en oprechte Verklaeringe, en heeft na aendagtige voorlezing Bij zijn voors. Gedeponeerde blijven volharden, en het zelve met de woorden soo waerlijk mogt god Almagtigh helpen bekragtigt ter bevestiging van Wilhelmus Hendrikus van Beverwijk Schepen Loco Officier, en ten Overstaan van Schepenen ondergenoemt,  

Versie van 1 apr 2020 16:44

DE MOORTSKUIJL.

In het gehucht Wijbosch onder de gemeente Schijndel in de omgeving van een daar indertijd aanwezige kapel, wonen op hun boerderij Lambertus Jansse Verhagen, diens vrouw Maria Jan Eijmbert Hagelaers en een broer van haar man Peter Jansse Verhagen. Bij hen in de buurt woont nog een derde broer te weten Johannes Jansse Verhagen. Het echtpaar Verhagen - Hagelaers heeft geen kinderen. Op vrijdag 25 januari 1765 krijgen ze bezoek van den paardenhandelaar Martinus Driessen. Deze is tussen de 30 en 40 jaar oud, geboren te Peer in België, en woont thans in Nederland te Uden. Zijn buurman is Daniël Versteegen. Deze beschikt over een hooiveld, dat in Schijndel ligt en waarvoor de Gebroeders Verhagen belangstelling hebben. Drie weken voor kerstmis 1764, is Martinus ook reeds bij Lambertus geweest om te praten over dit hooiveld, dat hij voor de gebroeders Verhagen wil kopen om het vervolgens op hun naam te zetten. Later is hij nog een paar keer teruggeweest en is ook wel eens blijven overnachten, maar tot koop is het nimmer gekomen.

Op 25 januari is hij er weer, want hij heeft dringend geld nodig om paarden te kunnen kopen. Aan Lambertus vraagt hij om hem f. 50.- te lenen. Alhoewel deze over geld beschikt is hij, daartoe mede aangezet door zijn vrouw, niet genegen. Hij zegt het zelf nodig te hebben om voor zijn broer Johannes het betreffende hooiveld te kopen. Daarop is Martinus onverrichter zake teruggekeerd naar Uden. De volgende dag is hij bij zich zelve te rade gegaan. Voortdurend vraagt hij zich af wat ie kan doen om het geld, waarvan hij inmiddels zeker weet, dat Lambertus daarover beschikt, tot het zijne te maken. Die dwanggedachten hebben bij hem de stoppen doen doorstaan. Hij moet en zal dat geld in zijn bezit krijgen. Hij stelt zich voor naar Schijndel te gaan, Lambertus het voorstel te doen om samen de notaris te 's-Hertogenbosch te bezoeken; maar voor het zover komt, hem te overvallen en te beroven van het geld. Eenmaal dit plan tot het zijne gemaakt hebbende, wordt hij overmand door twijfelingen met betrekking tot de uitvoering van zo'n misdaad. Hij gaat zondag 's-morgens naar de kerk te Uden om er de mis bij te wonen. Om twee uur 's-middags neemt hij zich definitief voor Lambertus van het leven te beroven. Een uur later begeeft hij zich op weg naar Schijndel, waar hij 's-avonds tussen zes en zeven uur bij het huis van Lambertus aankomt. In de loop van de avond stelt hij voor de volgende ochtend samen vroeg naar 's-Hertogenbosch te vertrekken. Doch Maria vindt dit niet zo'n goed idee en ontraadt het haar man. Zij staat erop, dat ook Johannes met hen meegaat. Het is immers veel te onveilig op de wegen. Martinus is dit niet welgevallig en stelt verwoede pogingen in het werk om zijn plan door te drukken. Tevergeefs. Maria blijft bij haar standpunt en gaat naar Johannes om te regelen, dat hij zijn broer Lambertus zal vergezellen; hetgeen zij bij haar thuiskomst meedeelt aan de twee. Martinus heeft de nacht van den zeven- op den acht en twintigsten januari ten huize van Lambertus, mede in het bed van Peter geslapen en is met Lambertus omtrent twee uur opgestaan. Op dat zelfde tijdstip is Johannes daar ook aangekomen. Maria geeft haar man de knapzak, waarin de zak met het geld zit, mee. Het drietal verlaat het huis en begeeft zich op weg. In het voorbijgaan van een rijs-mijt, niet ver van het huis, trekt Martinus heimelijk een eiken knuppel, ter dikte van een span, uit de mijt. Wanneer zij gekomen zijn bij de akkers tussen Wijbosch en de grote kerk (in die tijd in handen van de Gereformeerden) te Schijndel, loopt Lambertus intussen enige passen vooruit en gaat zijn broer Johannes naast Martinus. Geheel onverwacht brengt deze laatste hem een slag met de eiken knuppel toe, waardoor deze onder het zeggen, “Kijk eens, Kijk eens” bezwijmd tegen de grond valt. Terstond loopt hij daarop naar Lambertus die juist wil omkijken en dan insgelijks een slag met de eiken knuppel krijgt, waardoor ook hij onmiddellijk tegen de grond gaat. Hierop keert Martinus terug naar de eerst-neergeslagene en ziet dat deze pogingen in het werk stelt om weer op de been te komen. Hij dient hem opnieuw een slag met de knuppel op het hoofd toe. Daarop raakt hij buiten zinnen pakt vervolgens zijn mes en brengt het slachtoffer hiermee dodelijke verwondingen toe. Na deze onmenselijke daad is hij naar Lambertus gelopen, die al kermende en kruipende probeerde op te staan. Hij kreeg daarvoor echter niet de kans, want opnieuw krijgt hij een slag met de knuppel; en even als bij zijn broer worden bij hem daarna met het mes dodelijke verwondingen toegebracht.

Bij het medisch onderzoek is later door heelkundigen vastgesteld, dat de toegebrachte verwondingen de dood van de twee broers veroorzaakt hebben. Na het plegen van deze gruwelijke misdaden heeft hij het geld uit de knapzak genomen en het in zijn eigen reistas gestopt; waarna hij terugkeert naar het huis van Lambertus en Maria. Onderweg heeft hij de knuppel in een sloot gesmeten. Aangekomen bij het huis, klopt hij aan, waarop Maria verbaasd opendoet. Binnengekomen doet hij het voorkomen alsof hij zijn "gevangeniswanten“ heeft laten liggen en een pijp tabak wil aansteken. Hij neemt de vrouw bij de hand en onverwachts steekt hij haar met het mes in de hals. Omdat hij bang is dat zij hem later kan aangeven, wil hij haar de hals afsnijden. Maar dan wordt ie plotseling gestoord, door het luide geroep van Peter, een oude man van in de zeventig, waarmee hij de afgelopen nacht het bed gedeeld heeft. Gelukkig voor deze Peter, is hij niet van zins deze man van het leven te beroven. Bang geworden door het aanhoudende geroep van de oude man slaat hij op de vlucht. Maria ligt intussen meer dood dan levend in het huis. De toegebrachte wonden op zich waren niet direct dodelijk; maar helaas voor haar is zij 12 dagen later toch overleden. Via allerlei plaatsjes in de Meijerij, weet Martinus toch nog 's-Hertogenbosch te bereiken, daarbij onderweg gebruik makend van het geroofde geld. Vandaar keert hij terug naar Uden, niet naar zijn eigen huis maar naar een andermans schuur in de buurt. Daar wordt hij in de nacht van 30 op 31 januari, gearresteerd en overgebracht naar de Stads Gevangenpoort te 's-Hertogenbosch.

Berechting.

Daar bekent hij vrijwillig aan Heeren Schepenen de gruweldaden verricht te hebben. Hoedanige voorgenomene opzettelijk ter uitvoer gebrachte gruwelijke en afschuwelijke moorden zijn zaken, die in een land van justitie en goede politie niet kunnen noch mogen worden getolereerd, maar op het rigoureuste, om daar van anderen tot afschrik te brengen, strafbaar zijn. Zo is het, dat Mijn Heeren Schepenen voorsz., op alles wel, en rijpelijk gelet hebbende, waar op enigszins te letten valt, tot hier gezien het schriftelijk verzoek van recht, door of van wegens de Hoog Edel Geboren Gestrenge Heer Rheinhard Burghard Rutger Grave van Rechteren, Vrijheer van Gramsbergen, Hoog- en Laagschout van de Hoofdstad en Meijerij van 's-Hertogenbosch, jegens den gevangene gedaan, recht doende, verklaren voor recht, dat de gevangene ter zake van die gepleegde afschuwelijke en verfoeilijke moorden, gebracht zal worden naar de plaats waar men binnen deze hoofdstad gewoon is de executie van de criminele justitie te doen, om daar door den scherprechter van onderop levendig geradbraakt, tweemaal op het hoofd geslagen met een houten knots en daarna het hoofd met een bijl afgehouwen, en op een pin gezet en daar naast het mes, waarmee onder andere werktuigen, de voorschreven moorden begaan zijn, openlijk ten toon gesteld worden; dat het dode lichaam vervolgens naar het buitengerecht vervoerd, op een rad gelijk ook voorschreven mes tentoongesteld en het hoofd boven het lichaam op een pin gezet zal worden, den gevangene in voorschreven Straf, mitgsaders in de kosten van recht en missen van justitie veroordelende bij dezen.

Behandeld den 12 maart 1765.

Aanwezig de heren: Mr. Hendrick de Kempenaar, President, Mr. François Christiaan Chomback, Mr. Cornelis Lambertus Ackersdijk, Daniël Jannette, Johan van Hanswijck, Abraham Verster, Willem Cornelis van Heemskerck.

Het lijdt geen twijfel, dat dit vonnis voor het stadhuis op de Markt te 's-Hertogenbosch, alwaar de terechtstellingen oudtijds plachten plaats te hebben, is ten uitvoer gelegd en dat daarna het lijk van den misdadiger op de Vuchterheide op een rad tentoongesteld is. De misdadger werd op een "bank"vastgebonden en vervolgens levend geradbraakt. De ledematen werden gebroken, dat gebeurde van onderen af naar boven en vervolgens werd hem het hoofd afgehakt.

Nadien wordt de omgeving waar de moorden te Schijndel hebben plaatsgevonden in de volksmond genoemd : De Moortskuijl. Wanneer in 1937 officieel wordt bepaald, dat straten een naam moeten hebben, worden in de loop der tijd hieraan de namen gegeven van : Papentiend en Beethof.


Overleden in Schijndel:

Johannis Jansse Verhagen; laat sijne huisvrouw sonder kinderen na op 31 januari 1765
Lambertus Jansse Verhagen laat sijne huijsvrouw sonder kinderen na op 31 januari 1765
Maria wed. Lambert Jansse Verhagen; laat geen kinderen na op 12 februari 1765

Op 29 januari 1765 wordt door schepenen van Schijndel getracht Peter Jansse Verhagen een verhoor van de gebeurtenissen in de nacht van 27 op 28 januari l.l. af te nemen. De oude man is echter nog zo overstuur, dat hij hieraan niet kan voldoen. Besloten wordt het later nog eens te proberen.

Getuigenis van Peter Jansse Verhagen.

Verschenen voor schepenen van Schijndel, Kwartier van Peelland, Meijerij van 's-Bosch, Peeter Jansse Verhagen, oud in de zeventig jaren woonachtig in het Wijbosch onder Schijndel voors., die in aanvulling van zijn eerder afgelegde verklaring van den 29 januari ll. voor schepenen van Schijndel gegeven, als nu minder ontstelt, en meer bedaard zijnde, ter requisitie van het Hoog Officie der Stad en Meijerij van 's-Hertogenbosch onder solemnele ede heeft getuigt en verklaart waar en waarachtig te zijn, dat den persoon welke hij comparant bij zijne voors. verklaring van den 29ste ll. heeft opgegeven met de naam van_Andries, welke des 's-nachts russen den 27ste en 28ste ll. naast hem comparant geslapen en waar van hij bij de voors. verklaring breder verklaart heeft bij hem comparant is bekend onder den naam van Dries, dat die persoon na zijn comparants gissing oud is tussen de dertig en veertig jaren, zijnde zeer kort en rank van postuur, smal van tronie aanhebbende een blouwe trijpte soort vest en Broek, doch niet precies te weeten wat kleur van een Rok hij aan had, dat den voors Dries omtrent drie weken voor kersmis laest leeden aen het huijs van Zijnen Overledenen Broeder Lambertus Jansse Verhagen bij welke hij comparant inwoont gekoomen is, praetende van Een Hooijveld, ’t welk hij zeijde, dat hij voor zijn comparants Gebroeders zoude koopen, en op haer Laete vastleggen, welk hooijveld onder Scheijnde Lag en toebehoorde aen zekeren Versteegen,woonagtig tot Uden, en Zijnde een Buurman van voors. Dries, Dat voors. Dries na dien teijd nog Eenige Reise ten huijse alwaer hij comparant inwoont geweest is, en ook wel vernagt heeft. Eijndigende hij comparant hier meede Deese Zijne waeragtige en oprechte Verklaeringe, en heeft na aendagtige voorlezing Bij zijn voors. Gedeponeerde blijven volharden, en het zelve met de woorden soo waerlijk mogt god Almagtigh helpen bekragtigt ter bevestiging van Wilhelmus Hendrikus van Beverwijk Schepen Loco Officier, en ten Overstaan van Schepenen ondergenoemt,

Aldus gedaen, en gepasseert, ten woonhuijse van Antonij Weijnen staende in het Weijbos voors. ter presentie van den voornoemde Anthonij Weijnen, en Fredrick du Perck Schepenen, heden den Sesden Februarij seventien Hondert Vijff en Sestigh.

Dit X merk heeft peter Jansse Verhagen
W.H. van Beverwijk
Eijgenhandig gestelt, Verklaerende niet te konne schrijve.
Schepen Loco officier
Mij Present H.H.van Beverwijk
Testís P.J.D. Haas F. Du: Perck Secret.

Misdaad.
Record : 331
Dossiernr. : 126-16
Jaar : 1765
Verdachte : Driessen, Voornamen : Martinus
Geb. plaats : Peer
Woonplaats : Uden
Leeftijd : 35 ca.
Geslacht : M
Beroep : haammaker
Burg. Staat : gehuwd
Misdrijf - 1 : beroving
Misdrijf - 2 : doden-neerslaan
Plaats misdrijf- 1 : Wijbosch onder Schijndel
Slachtoffers: Johannes Jansz. en Lambert Jansz. Verhagen en Maria Jan Eimert Hagelaers, echtgenote van Lambert J. Verhagen.
Opmerkingen :Verdachte is gehuwd met Johanna Smulders.