Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 9 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

De Boterfabriek

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Boterfabriek
Melkfabriek 01.jpg
Melkfabriek Toon Bolsiusstraat
Gebruik boterfabriek
Opening 1901
Sluiting 1982 gesloopt

Coöperatieve (stoom) zuivelfabriek De Boerenbond

Melkfabriek Toon Bolsiusstraat.
Voor meer details klik hier.

De melkfabriek, ook wel boterfabriek genoemd, is misschien wel de bekendste en mogelijk zelfs de belangrijkste economische instelling geweest van de Boerenbond Schijndel.

Boterfabriek Van de Waal.[bewerken | brontekst bewerken]

De heren J. en A. van de Waal richten in 1880 een stoom-kunstboter-fabriek op, welke komt te staan nabij het station in Schijndel. De krant De Tijd meldt dat op 7 juli 1880 voorbereidende werkzaamheden worden uitgevoerd voor de bouw en op 5 oktober 1880 dat de bouw van de boterfabriek nagenoeg voltooid is.
Teneinde de fabriek te voorzien van voldoende aanvoer van melk planden de heren Van de Waal een bijeenkomst waarbij de lokale boeren konden aangeven hoeveel melk zij konden en wilden leveren.
De Tijd van 3 november 1880 bericht als volgt:

Te Schijndel is een boterfabriek gebouwd, welke in handen is of althans op naam staat van eenige Israëlieten, die, nu de fabriek gereed is, haar zullen gaan exploiteren. Omtrent hetgeen echter reeds bij het begin der exploitatie is voorgevallen, wordt aan de Noordbrabanter het volgende medegedeeld: Men liet publiek afkondigen dat op Zondag-avond — zegge Zondag-avond alle boeren in een bepaalde herberg zich zouden aanmelden tot levering van melk voor een hoogen prijs. Eene zeer groote menigte van nieuwsgierigen was daar des avonds vergaderd, om den uitslag van die zaak te vernemen. Onverwachts worden de deuren van eene aangrenzende kamer geopend, en men ziet daar eenige Joden aan de groene tafel gezeten, met papieren en registers van allerlei grootte voor zich om van wien — hoeveel — voor welken prijs zij kopen, nauwkeurig aantekeningen te doen. Men wordt verzocht het heiligen der heiligen binnen te komen en aangifte te doen hoeveel liters melk Jan, Piet en Klaas op dien tijd, voor dien prijs zal kunnen afleveren. Doch, o treurige teleurstelling! niemand, niemand meldt zich aan: burgers en landlieden staan daar met een spotlach van minachting en afkeuring op hun aangezicht, dat Joden hier op een Zondag zoiets durven ondernemen. Na eenigen tijd tevergeefs gewacht te hebben, zeide een der aanwezigen: “als de joden Vrijdag-avond of Zaterdag-middag willen terugkomen, dan zullen wij onze melk komen verkoopen." Met afgekeerdheid en wrok in het hart werden de onbeschrevene registers en papieren ingepakt en de joden dropen af."

Lang heeft deze fabriek niet bestaan, het Algemeen Handelsblad van 7 juli 1885 meldt dat deze voormalige boterfabriek, waarin op dat moment een stoomhoutzagerij was gevestigd, op vrijdag 4 juli 1885 was afgebrand.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft men de boterfabriek tot uiterlijk 1884 geëxploiteerd.

Boterfabriek van der Hagen en Werners.[bewerken | brontekst bewerken]

De heren Jacques van der Hagen uit Sint-Oedenrode en Theodor Werners uit Veghel hebben in 1893 het voornemen om in Schijndel een natuurroomboterfabriek op te richten in navolging van de fabriek in Sint-Oedenrode die eigendom was van de heer Van der Hagen.
De Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche courant van 19 juni 1893 meldt dat men reeds is begonnen met de bouw van de fabriek die gesitueerd was op de kruising van de weg naar Boxtel – Veghel en Sint-Michielsgestel (de huidige kruising Hoofdstraat - Kloosterstraat).
Op 9 september meldt de krant dat de werkzaamheden zijn voltooid en dat dezelfde week de fabriek in gebruik zou worden genomen.
In het begin werd door de boeren 1.000 liter per dag toegeleverd, dit steeg in 1895 tot 12.000 liter per dag.
Als gevolg van de geringe waarde van de roomboter betaalde men in 1895 slechts 3 cent per liter, dit tot ongenoegen van de boeren in Schijndel.
In 1899 start men in de fabriek met de fabricage van gedestilleerde room en kindermelk.
De Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant van 29 januari 1902 bericht:

Als men de geruchten gelooven mag, dan zou de vroegere roomboterfabriek des heeren van der Hagen en Werners in eene metaalfabriek omgezet worden. De gunstige ligging aan de tramlijn met wisselplaats op eigen terrein is in dit geval een groot voordeel in 't belang der zaak.

Een en ander duidt erop dat de locatie van deze fabriek waarschijnlijk in het gebied achter het huidige café Het Tramhuys en de Hopbel is geweest.

Een nieuwe Roomboterfabriek [bewerken | brontekst bewerken]

Plattegrond 1901

Blijkbaar leverde de verkoop van de melk aan de bestaande natuurroomboterfabriek voor de boeren onvoldoende op met als gevolg dat op 22 november 1899 een honderdtal boeren vergaderde in de zaal van J. Gerits om het oprichten van een eigen fabriek te bespreken. Iedereen had de mogelijkheid zich tot half december te bedenken. Een zuivelconsulent zal dan met de landbouwers de zaak nader bespreken.
In het “Weekblad van de Brabantse Christelijke Boerenbond” van 9 februari 1901 wordt vermeld:

In de op j.l. maandag (3 februari) gehouden vergadering van den N.C. Boerenbond alhier, is na ernstige overweging besloten tot definitieve oprichting eener roomboterfabriek, ten behoeve van alle leden van den bond in deze gemeente. Het benoodigd aantal deelnemers is zeer voldoende en er worden reeds de noodige stappen gedaan, teneinde binnen betrekkelijk korte tijd aan dat besluit uitvoering te geven.

In hetzelfde Weekblad van 29 juni 1901 laat de Boerenbond Schijndel de volgende advertentie plaatsen:

Het bestuur van de N.C.B. zal op Zondag 14 juli a.s. in het Servatiusgebouw zitting houden tot het in ontvangst nemen der gelden, van de toegezegde te nemen aandelen voor de boterfabriek.

De twee belangrijkste argumenten voor de NCB om over te gaan tot een eigen, al dan niet coöperatieve roomboterfabriek zijn:

  • De afhankelijkheid van de boeren van boterhandelaren.
  • De vaak verschrikkelijk slechte kwaliteit van de boter.

Op maandag 29 april 1901 in de namiddag om 2 uur in het koffiehuis van de heer M. Goyaerts (Hotel De Zwaan), besteedt de N.C. Boerenbond Schijndel de bouw aan van de stoomzuivelfabriek in Schijndel. Bestek en tekeningen waren verkrijgbaar via de architect J. Heijkant uit Erp, de kosten daarvoor bedroegen f. 1,50. De uitslag van de aanbesteding luidde als volgt:

H. van Asperen, Heeswijk, f 5800
Adr. van Nistelrooy, Schijndel, f 5680
Adr. van Geffen, Schijndel f 5300
J. van der Weerden, Altforst, f 5180
H. van den Heuvel, Uden, f 5000
E. van den Biggelaar, 's-Bosch, f 4980
F. Bierings, St. Michiels-Gestel, f 4945
L. Merks, Schijndel, f 4915
M. van Schaick, Schijndel, f 4799
L. van Breugel, St. Michiels-Gestel, f 4790
J. van de Boomen. Schijndel, f 4750
C. Paashuis, s-Bosch, f 4730
J. Lamers, Zeeland f 4700

Het werk wordt gegund aan de laagste inschrijver, zijnde Lamers uit Zeeland.

Voorgevel 1928
Plattegrond 1928

Op 10 juni 1901 vraagt het Bestuur van de N.C. Boerenbond Schijndel een Hinderwetvergunning aan voor de nieuwe stoomboterfabriek op het perceel kadastraal bekend sectie A nummer 1025. Van de zitting op 1 juli 1901 wordt door wethouder J.W. Timmermans een proces verbaal opgemaakt. In dit proces verbaal zijn twee buurtbewoners opgenomen:

  1. Johannes Steenbakkers, zonder beroep, heeft te kennen gegeven bezwaar te hebben tegen de voorgestelde afvoer van het vuile water door de sloot langs zijn huis en tuin, sectie E nummer 3550 en 3551, mits zulks geschied door behoorlijke potbuizen ofwel op die wijze dat het niet in de sloot langs zijn percelen blijft stilstaan en behoorlijk wordt afgevoerd.
  2. Adriaan Pennings, zonder beroep, wonende aan de overzijde van de weg ten opzichte van de fabriek, heeft te kennen gegeven bezwaar te hebben dat door het open terrein aan de voorzijde niet te veel op te hogen zonder voldoende afvoer van het regenwater, dit hinder voor zijn woningen veroorzaakt. Verder maakt hij bezwaar tegen het te hoog optrekken van de schoorsteen waardoor er hinder zal kunnen worden veroorzaakt op zijn bleekveld gelegen achter zijn woning ten behoeve van het bedrijf van zijn dochters, die er een mutsenwasserij uitoefenen.

Op 24 juli 1901 wordt door Burgemeester en Wethouders de vergunning toegekend onder de voorwaarde dat de fabriek geen hinder zal veroorzaken voor de binnen 200 meter staande openbare school en aan de bezwaren van Johannes Steenbakkers en Adriaan Pennings, met uitzondering de hoogte van de schoorsteen, wordt tegemoetgekomen.

De krant De Zuid-Willemsvaart van 28 september 1901 meldt het volgende:

Gisteren rookte voor het eerst de schoorsteen onzer nieuwe stoomzuivelfabriek. Dat was het begin van het begin. Nog slechts weinige dagen en de talrijke leveranciers zullen in de gelegenheid gesteld worden hunne melk aan hunne eigen fabriek te leveren. De machinerieën en gereedschappen, compleet geleverd door de firma Boeke en Huidekoper te Groningen, zien er alle even solied uit. Hierbij valt nog op te merken dat onder den inventaris pasteuriseertoestellen behooren zoowel voor room als ondermelk, werktuigen die in onze streek nog slechts bij naam bekend zijn in de meeste zuivelfabrieken.

In 1921 wordt door de Burgemeester en Wethouders een Hinderwetvergunning afgegeven voor het plaatsen van een elektromotor van 3 PK. In 1922 wordt in de fabriek een elektromotor van 10 PK geplaatst, ook hiervoor werd een vergunning verstrekt.

Uitbreiding en verbouwing in 1928 [1][bewerken | brontekst bewerken]

Blijkbaar werd de fabriek al snel te klein om het aanbod van melk te verwerken want op 16 februari 1928 vraagt architect Christiaan van Liempd namens het bestuur van de N.C. Boerenbond Schijndel een vergunning aan voor het vergroten van de bestaande stoomzuivelfabriek op het perceel kadastraal bekend sectie A nummer 3931. De vergunning wordt door de Burgemeester en Wethouders op 2 maart 1928 afgegeven. Ook voor deze uitbreiding wordt een Hinderwetvergunning verleend.


Op woensdag 8 februari 1928 besteed het Bestuur der Coöp. Stoomzuivelfabriek „De Boerenbond” te Schijndel, des namiddag 3 uur, in het Servatiusgebouw te Schijndel, het uitbreiden en verbouwen van de Coöp. Stoomzuivel fabriek aan. Ingeschreven werd als volgt:

J.M. Eijmberts, Schijndel, ƒ 28.000
H. van Geffen, Schijndel, ƒ 26.900
M. van Schaijk, Schijndel, ƒ 26.998
A. van Geffen, Boxtel en Adr. De Wit, Schijndel, ƒ 27.000
J. de Bont. Nieuwkuik, ƒ 26.180
A. van Breugel, St. Oedenrode. ƒ 25.346
A. van de Heuvel en H. van Geffen, Veghel, ƒ 24.500
Gebr. Weijts. Berlicum, ƒ 23.800
Joh. Vervoort en Joh. van Gerwen, St. Oedenrode, ƒ 24.800
Alb. van Pinxtern, St. Michielsgestel, ƒ 22.945

Gunning volgens bestek aan de laagste inschrijver.

Op 27 april 1928 meldt de Provinciale Noordbrabantsche en ´s-Hertogenbossche courant:

Het Bondsgebouw van den R. K. Boerenbond en de Zuivelfabriek beginnen hunne voltooiing te naderen. Momenteel is men bezig met het gewapend betonwerk, dat wordt uitgevoerd door de N. V. Zuid Nederlandsche Beton IJzerbouw-Mij. te ‘s-Bosch, onder kundige leiding van den heer H. Alsemgeest te Engelen. Aan deze firma is ook opgedragen het te maken betonwerk voor het nieuwe gedeelte der fabriek van de heeren Jansen de Wit Tricotfabriek.

Verbouwing en uitbreiding in 1950 [2][bewerken | brontekst bewerken]

Zijgevel 1950

Op 13 april 1950 vraagt de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond een bouwvergunning aan voor het verbouwen en uitbreiden van de bestaande fabriek op het perceel kadastraal bekend sectie A nummer 3931 – 4042 – 4044 aan de Toon Bolsiusstraat, de bouwkosten worden geraamd op f. 71.300; architect is het Technisch Bureau Martens en Kramer uit Oosterhout. Het gebouw zal de volgende ruimtes bevatten:

  • Een melkinrichting groot 67,5 m2.
  • Een kantoor groot 33,2 m2.
  • Een melkontvangst groot 73.5 m2.
  • Een centrifugelokaal groot 61.5 m2.
  • Een koelcel groot 13,4 m2.
  • Een laboratorium groot 21,7 m2.
  • Een berging groot 5,4 m2.

Op 7 augustus 1950 wordt deze bouwvergunning verstrekt.
De Hinderwetvergunning voor dit gebouw bestemd voor de productie van boter, consumptiemelk, pappen en yoghurt, wordt afgegeven op 23 augustus 1951. Waar in 1922 een Hinderwetvergunning voor één elektromotor van 3 PK werd aangevraagd moet nu een vergunning verstrekt worden voor 30 elektromotoren met een gezamenlijk vermogen van 104½ PK.

De bouw van een schaftlokaal in 1952 [3][bewerken | brontekst bewerken]

Op 16 mei 1952 vraag de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond een bouwvergunning aan voor het uitbreiden van de fabriek met een schaftlokaal op het perceel kadastraal bekend sectie A nummer 4182, Toon Bolsiusstraat 31. Tot dat moment werd er blijkbaar door de medewerkers in de fabriek geschaft. Voor deze schaftruimte groot 16 m2 had men zelf een ontwerp gemaakt en men liet het bouwen door aannemer H. van Geffen Hoofdstraat 103, de bouwkosten bedroegen f. 800. Dit schaftlokaal, voorzien van een toilet en een douche, werd gebouwd tegen de achtergevel van het ketelhuis.
Op 12 juni 1952 verlenen Burgemeester en Wethouders de bouwvergunning.

De aanbouw van een boterkoelcel in 1956 [4][bewerken | brontekst bewerken]

Op 10 februari 1956 vraagt de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond een bouwvergunning aan voor de bouw van een boterkoelcel en een opmaaklokaal op het perceel kadastraal bekend sectie A nummer 4042, gezamenlijk groot 26,8 m2. Deze uitbreiding wordt aansluitend op de achtergevel van de directeurswoning geplaatst en wordt verbonden met het karnlokaal. Ook dit ontwerp heeft men in eigen beheer gemaakt. Voor de uitvoering is f. 2.000 begroot. Aannemer H. van Geffen uit de Deken Baekersstraat heeft het werk uitgevoerd.
Op 27 februari 1956 verlenen Burgemeester en Wethouders de bouwvergunning.

De verandering van een stalling voor materiaal in 1963 [5][bewerken | brontekst bewerken]

Voorgevel en plattegrond materiaalopslag 1963.

Op 9 april 1963 vraagt de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond een bouwvergunning aan voor stalling voor materialen op het perceel kadastraal bekend sectie H nummer 186, Toon Bolsiusstraat 31. Deze stalling annex werkplaats is gesitueerd achter de fabriek naast de schoorsteen. De bouwkosten worden geraamd op f. 3.160. Het ontwerp is gemaakt door bouwbedrijf Adriaan de Wit die ook de bouw realiseert.
Op 22 april 1963 verlenen Burgemeester en Wethouders de bouwvergunning.

Uitbreiding van de fabriek in 1965 [6][bewerken | brontekst bewerken]

Op 18 januari 1965 vraagt de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond een bouwvergunning aan voor fabriek op het perceel kadastraal bekend sectie H nummer 186, Toon Bolsiusstraat 31. Deze uitbreiding, lang 35,2 meter en breed 11,2, moet worden gerealiseerd aan de linkerzijde van de bestaande fabriek achter het woonhuis van de directeur. Architect is het Technisch Bureau Martens en Kramer uit Oosterhout. De bouwkosten zijn geraamd op f. 120.000.
Op 1 maart 1965 verlenen Burgemeester en Wethouders de bouwvergunning.

Sluiting en sloop.[bewerken | brontekst bewerken]

Doordat de Coöperatieve zuivelfabriek De Boerenbond Schijndel per 1 januari 1978 fuseert met Sint Lambertus in Veghel wordt de melk in het vervolg afgeleverd in Veghel waar de fabriek onlangs is vernieuwd. De fabriek in Schijndel is vanaf dat moment overbodig en wordt in mei 1978 definitief gesloten. De gemeente Schijndel koopt in oktober 1982 het gebouw met de bedoeling hier een zestigtal woningen te bouwen. Eind 1982 wordt het gehele complex gesloopt. Gedurende 81 jaar is op deze plaats de melk van de lokale boeren verwerkt tot zuivelproducten.

De organisatie van De Boterfabriek [7][bewerken | brontekst bewerken]

Het eerste Bestuur wordt gevormd[bewerken | brontekst bewerken]

  • Voorzitter Toon Bolsius, medeoprichter in samenwerking met de N.C.B.
  • Secretaris: J. van der Spank
  • Bestuurslid: J.W. Timmermans
  • Bestuurslid: M. Verhagen
  • Bestuurslid: J. Goyaerts

Directeuren[bewerken | brontekst bewerken]

Naam van t/m opmerking
W. Kriellaars 1901 1921 Eerste directeur.
M.A. van den Bosch 1921 1959
G. van den Bosch 1959 1965 Zoon van M.A. van den Bosch
J. van Oorschot 1965 1978
M. Versantvoort 1965 1978

In het jaar 1904 wordt rechtspersoonlijkheid aangevraagd met het oog op de in te voeren rijksbotercontrole. Op 29 maart 1904 wordt de vereniging erkend en worden haar statuten bij koninklijk besluit goedgekeurd. Er is op dat moment nog geen sprake van een coöperatie maar van een vereniging met de prachtige naam “De Vereeniging tot verbetering der Zuivelbereiding van den Boerenbond te Schijndel”.

Voorzitters[bewerken | brontekst bewerken]

Naam van t/m opmerking
A. Bolsius 1901 1904
J.W. Timmermans 1904 1912
J. Goyaarts (wnd) 1912 1917
A. van den Oetelaar 1917 1945
G. van Giersbergen 1945 1969
Adr. van Schijndel 1970 1978

Secretarissen[bewerken | brontekst bewerken]

Naam van t/m opmerking
J. van de Spank 1901 1917
L. Verhoeven 1917 1922
P.J. Verhoeven 1922 1950
G. Verhoeven 1950 1958
Ant. van den Oetelaar 1959 1975
Th. van Esch 1975 1978

Geestelijk adviseurs[bewerken | brontekst bewerken]

Naam van t/m opmerking
Kapelaan Wouters 1928
Pastoor Donders 1928 1930
Pastoor van Dijk 1930 1968
Pastoor van der Heijden 1968 1972
Pastoor van den Brand 1972 1978

Samenstelling van de vereniging:[bewerken | brontekst bewerken]

  • Melkleveranciers zijn de leden,
  • Zij zijn verplicht alle melk van hun bedrijf aan de fabriek te leveren, behalve de melk voor eigen gebruik of voor kalveren "getrokken van eigen koeien".
  • Bestuursleden controleren of de boeren zich aan de regels houden,
  • Zo niet, dan volgen er flinke boetes.

De precieze datum van de inbedrijfstelling van de boterfabriek is niet bekend. Waarschijnlijk zijn er van het begin tot 1918 vijf mannen werkzaam in de Boterfabriek, die dan nog uitsluitend roomboter vervaardigt. De boeren die bij de start f. 7,-- per koe als inleggeld hebben betaald, moeten nog enkele jaren wachten voordat ze iets van hun geld terugzien. Pas eind 1911 kan de directeur W. Kriellaars laten weten dat het jaar zó gunstig is verlopen dat enkele boeren, bij loting bepaald, hun inleggeld van f. 7,-- per koe kunnen terugkrijgen. De boeren hebben mede door hun inleggelden de oprichting van de boterfabriek mogelijk gemaakt. Nieuwe leden betalen een inleggeld van f. 1,-- per koe.

Directeur Kriellaars.[bewerken | brontekst bewerken]

Directeur Kriellaars voert een jarenlange strijd tegen de onhygiënische toestanden op de boerderijen. Het merendeel van de melk is naar zijn mening te slecht, wat "minderwaardigheid der boter" tot gevolg heeft. Hij kondigt aan dat de boer die slechte melk levert minder betaald zal krijgen. Een maand na deze maatregel kan hij al laten weten dat het vuilgehalte veel minder is.
In 1912 kan hij melden dat er 79 nieuwe koeien zijn ingeschreven maar ook 33 koeien zijn uitgeschreven omdat deze eigenaren boos waren over de strenge maatregelen die ingevoerd waren.
Om gezondheidsredenen neemt W. Kriellaars in 1921 afscheid als directeur en gaat hij zijn oude beroep van onderwijzer weer uitoefenen.

Naamsverandering in 1915[bewerken | brontekst bewerken]

De Vereeniging tot Verbetering der Zuivelbereiding van den Boerenbond,

gaat over in:

Coöperatieve Stoomzuivelfabriek "Den Boerenbond".

Het bestuur splitst zich in:

  • Bestuur
  • Raad van Toezicht.

De nieuwe coöperatie sluit zich aan bij de ZNZ, De Zuid-Nederlandschen Zuivelbond. In 1925 en 1927 worden de statuten enigszins gewijzigd, maar de doelstellingen van de coöperatie blijven dezelfde:

  • In een door haar te drijven zuivelfabriek afkomstig van de koeien harer leden, voor gemeenschappelijke rekening te verwerken en de daaruit verkregen producten of melk als zoodanig te verkopen,
  • Het nemen van maatregelen ter bevordering van een goede melkwinning, van de gezondheidstoestand van het vee en verder van alles wat de rentabiliteit van de melkveehouderij ten goede kan komen.
  • Dit laatste houdt in dat het bestuur van de coöperatie zich ook bezig dient te houden met de organisatie van diverse activiteiten en zorg zal dragen voor gedegen informatie naar de leden. Het organiseren van melkcursussen is één van de belangrijke taken.

De jaren 30 en 40[bewerken | brontekst bewerken]

Tot grote ergernis van de directie proberen verscheidene leden regelmatig onder de strenge regels uit te komen en wordt de Geestelijk adviseur ingeroepen om die leden op hun plichten te wijzen. Door de crisis in de jaren 30 gaan de lonen van de arbeiders wel omlaag maar de situatie van de melkfabriek blijft stabiel. Het jaar 1936 wordt zelfs afgesloten met een batig saldo van f. 6,000,--. In de oorlogsjaren blijft de CS "De Boerenbond" gewoon doorwerken, in tegenstelling tot de andere verenigingen van de NCB, echter wel onder toezicht van de bezetter.

Maatregelen genomen door de bezetter:

  • De lonen van het personeel gaan omhoog, "vastgesteld door den Rijksbemiddelaar."
  • in 1943 en 1944 krijgen de leden geen jaarverslagen toegestuurd "wegens papierschaarste en andere redenen."
  • In 1944 leest de directeur het jaarverslag voor dat is opgesteld door de "rijksinspecteur."
  • In september 1944 komt de kolenschaarste ter sprake: "door de plaatselijke bureauhouder zijn steenkolen van handelaren en de firma Jansen in beslag genomen voor onze fabriek."

Enkele maanden na de bevrijding laat de directeur aan haar leden weten dat de ZNZ weer in werking is getreden. Het bestuur beijvert zich in het geven van voorlichting over veeziekten zoals tuberculose. Regelmatig doet zij een beroep op haar leden toch vooral deel te nemen aan de TBC- bestrijding, de kosten komen geheel voor rekening van de Coöperatie. Nauwelijks was de TBC bedwongen of de gevreesde ziekte mond en klauwzeer steekt de kop op. De CS "De Boerenbond" regelt het georganiseerd inspuiten van het vee, waardoor de kosten met 60 cent per koe gedrukt kunnen worden. Op 23 april 1957 kunnen de leden kennismaken met de zo lang verwachte en dringend nodige nieuwe veearts J. Remmen. Die houdt meteen een al een uitvoerige lezing over allerlei bedreigende veeziekten, waaronder abortus bang, kopziekte en melkziekte. Tijdens een lezing op 15 november 1965 kan J. Remmen opgelucht mededelen dat de TBC eindelijk na 40 jaar bedwongen is.

Overige afbeeldingen.[bewerken | brontekst bewerken]

Bronnen, noten en/of referenties
  1. BHIC dossier 5017/330.370
  2. BHIC dossier 1484/1082
  3. BHIC dossier 1484/1251
  4. BHIC dossier 1484/1770
  5. BHIC dossier 1484/2687
  6. BHIC dossier 1484/3085
  7. Een eeuw R.K. Boerenbond Schijndel 1896 - 1997 - Wim Verstraten