Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Dagboek Thieu van Oorschot

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Maandag 23 oktober 1944: Dag van onze bevrijding.[1]

De dag is al enige uren oud, als het heftig granaatvuur vermindert, en de drukte van de terugtrekkende troepen weer toeneemt. We durven nog niet uit ons hol te komen, want door onze spleet zien we, dat de Duitsers schieten op alles wat beweegt…. Het zijn ordeloze troepen, die veel gewonden en zelfs doden meesjouwen; de gewonden kermen en kreunen, dat het door merg en been dringt. Er zijn geen auto’s of legerwagens meer, alles te voet, terwijl ze allerlei wagens en karren voorttrekken of duwen. Er zijn er ook bij, die eenzaam voortstrompelen en telkens hongerig de huizen doorsnuffelen; ze sjokken voort, zonder geweren, diep voorovergebogen en soms angstig omziend….

Er komen er een paar in ons huis, en zelfs in onze bunker; ze schreeuwen om eten, om water; maar we hebben zelf niets meer. In twee dagen hebben we alleen maar een paar appels en peren gegeten, dikwijls nog grasgroen, omdat we ze zo haastig moesten plukken, tussen twee granaatsalvo’s. We zitten daar met ons drieën, dof ineengekrompen, en beseffen maar half, dat dit het werkelijke einde is….
Er komt nog een driewieler voorbij met drie gewonde soldaten er op: drie anderen duwen. Daar komt er nog eentje; die sjouwt nog een grote pantzervuist mee, de arme drommel…. Nog komt er een aan gewankeld, en…. dit zou de laatste zijn. Hij is erg jong, komt in de opening van onze bunker en kijkt naar binnen, de tranen lopen hem over de wangen…. We zeggen tegen hem: ”Blijf hier, blijf hier, we zullen je wel burgerkleren geven, en dan kun je je overgeven….” – “Nein, nein…”, hij neemt een paar appels mee en strompelt verder, moedeloos, afgemat. We kijken hem lang na, het is de laatste!!!!!

’n Tijd blijft het heel stil. We houden het niet meer uit en kruipen voorzichtig naar buiten, koud en vuil, hongerig vooral, en stijf van het krampachtig liggen. Het is nog steeds doodstil; we kijken rond. Er is een voltreffer midden op de bunker gevallen; de open gereten bomen steken wit af tegen de zwarte omwoelde grond. Vlak er omheen zijn veel kraters, en de grond ligt bezaaid met takken en vruchten van de fruitbomen; we zaten inderdaad veilig. Ons huis heeft zeven voltreffers gehad en is nog behoorlijk toegetakeld door rondvliegende scherven; ook het voetbalveld is bezaaid met kraters, die donker afsteken tegen het groene gras.
Nog steeds voorzichtig en angstig om ons heen kijkend, gaan we naar de weg. We zien meer angstige mensen; ze wijzen…. Van de kant van Schijndel komt iets aan, donker en groot… dat is een tank, een Amerikaanse natuurlijk. Nu zien we ook dat er vlak voor een rij kleine carriers rijden, en er achter…. nog meer monsterachtig grote tanks…. ik geloof dat we nog niet beseffen, dat dat onze bevrijders zijn, dat de verschrikking voorbij is….
Maar dat moeten ze zijn, dat kan niet anders. Ze komen dichterbij; ja, het zijn dezelfde, die we gezien hebben op 17 september, dezelfde uniformen, dezelfde ernstige maar gemoedelijke gezichten; dat is 36 dagen geleden….
We staan met ons drieën tegen ons huis, dicht naast elkaar, vuil van boven tot onder, met onze lompen en vieze gezichten, in geen dagen geschoren of gewassen, hongerig, omdat we al twee dagen niet meer gegeten hebben.
Maar onze bevrijders komen dichterbij…. nu zijn ze tegenover ons, ze zwaaien…. het is duidelijk voor ons bedoeld, maar wij, wij staan daar maar verbaasd te kijken en doen niets…. Heel langzaam trekt de karavaan voorbij, onder veel geratel en zwaar geronk van de motoren; dat zijn de helden, dat zijn onze bevrijders. Dit zijn soldaten, en toch geen vijanden, een leger, dat ons niet zal verdrukken; ze roepen “Hello boys”, en wij staan sprakeloos, en staren naar dit grote wonder, dat aan onze ogen voorbijtrekt.
Vader beweegt zich, hij haalt een appel uit zijn zak en gooit die naar de jongens op een tank; dit is het sein voor ons…. wij rennen op de tanks toe en strelen ze alsof ze van porcelein zijn; we roepen, zwaaien en hollen van de ene tank naar de ander. We worden voorzichtig weggeduwd; ze moeten verder…. er moeten nog zo veel mensen bevrijd worden. We blijven kijken en zeggen niets tegen mekaar; het is allemaal te mooi!

W E Z I J N B E V R I J D

Langzaam komen we tot bezinning, en het wordt feest…. we eten, of misschien beter gezegd, we vreten biscuit, wit brood, corned beef, en nog zoveel meer lekkernijen, waarvan we de naam nog niet weten; onze bevrijders tracteren….
We zitten zonder angst op een gewone stoel, aan een echte tafel en ’s-avonds slapen we weer op een echt bed, al is het dan nog onder soldatenjassen.
We kleden ons uit, wat we in geen weken meer gedaan hebben; we sjouwen emmers water binnen, om met een heerlijk geurende “Engelse” zeep te wassen, nee schrobben we alle oorlogsvuil van al die weken af, en we gebruiken alle tijd om onze lange haren keurig te kammen.
We vinden het verschrikkelijk onze vuile kleren weer aan te moeten trekken, maar we hebben nu eenmaal niets anders; wel proberen we ook die te wassen, maar dat gaat ons niet te best af.
Na dit uitgebreid toilet blijven we voor het huis en kijken onze ogen uit of lopen tussen de soldaten door; we hoeven niets te vragen; telkens maar stoppen ze onze handen vol, vooral etenswaren, die we zo uit de hand opeten.
Het is een geweldig leger wat voorbijtrekt, op naar Gestel, Den Dungen, Den Bosch, en dan verder naar het Noorden….daar lijden de mensen nog en liggen nog gebukt onder de knoet van de Duitsers…. Maar Schijndel was vrij, bevrijd van de onrechtvaardige Duitse bezetting, bevrijd van roof en tyrannie, maar bovenal van de moordende beschieting….
In de middag klinken er toch nog een paar granaatinslagen, boven het geraas van de passerende tanks uit; De Duitsers blazen de aftocht door enkele schoten op het felomstreden Schijndel af te vuren, en nog vallen er doden op deze jubeldag.
De radio’s staan overal keihard; de Engelse zender schalt door de straat, en we horen dat het Tweede Britse leger een groot offensief ontketend heeft bij Schijndel, en nu naar het Noorden trekt….
Tot nu toe waren het altijd “Amerikanen” als we over de geallieerde troepen praatten, maar nu horen we dat onze Gemeente bevrijd is door het befaamde Highland Division, en wel de 158e Brigade van de 53ste Welsh Division.
De parachutisten van 17 september waren van het 101ste luchtlandingsleger van de U.S.A. Verder hebben hier aan de corridor gevochten de z.g.n. DesertRats, de 131ste Brigade, de 11de Hussars met de 5de en 1ste groep van de Royal Tanks.
In een onafzienbare file trekken ondertussen nog steeds de “Tommies” voorbij; tanks, jeeps, carriers, grote wagens met lachende jongens, die met hun baretten zwaaien; hier geen norse gezichten, geen uitgeschreeuwde commando’s, en geen gespijkerde laarzen, en vooral geen dodelijke vermoeidheid en wanhoop, geen modder en bloed en verscheurde kleren.
Het is druk geworden op straat; mensen uit het dorp zijn met de troep meegekomen en kijken nieuwsgierig rond op de Boschweg. We worden gefeliciteerd, dat hier zo weinig vernield is…onze huizen staan er nog, bij hen is alles één puinhoop. En we zijn blij, dat we het er nog zo goed afgebracht hebben.
Wat ons nog meer opvalt is, dat er diverse fietsen op straat verschijnen, fietsen met luchtbanden, soms gloednieuw; ja, onze mensen waren dus de plunderzieke Duitsers toch nog te slim af geweest; hooi- en mutserdmijten en schuren en vooral de grond, had dus nog heel wat voor hun nooit te verzadigen grijphanden verborgen gehouden. Dat horen we ook aan de talrijke radio’s, die overal schetterende muziek of oorlogsnieuws geven.

Het reusachtige leger trekt voort; twee dagen later komen onze zusjes met de grote karavaan mee; na een week is heel ons gezin weer verenigd; niemand hebben we verloren in deze gruwzame vijf weken, zelfs niemand gewond. We zijn God heel erg dankbaar.

Schijndel heeft zijn vrijheid duur betaald, het drie vierde deel van het dorp is totaal verwoest, bijna honderd burgers werden gedood, velen zijn voor hun leven lang verminkt.
We beginnen aan de wederopbouw. Er is een hulpactie opgericht, de H.A.R.K. We krijgen dekens en een stel kleren. We beginnen opnieuw te leven. Nog heel lang hebben we last gehad van “scabies”, door de vervuiling in de kelders.
Het normale leven, vooral het eten, valt in het begin niet mee. Ons huis wordt hersteld; van de café en het clublokaal worden twee woningen gemaakt; hier vinden twee gezinnen, van de velen, waarvan het huis wordt “opgeruimd”, een plaats.

Victor Thomson, de verslaggever van het leger, die Schijndel op de bevrijdingsdag bezocht, overdreef niets in zijn artikel in de “Daily Herald” van 24 oktober 1944. Hierin schreef hij ondermeer:
“Die nacht, omstreeks middernacht trokken we vooruit onder een wal van artillerievuur…. Toen we later Schijndel binnen “jeepten”, hadden we gelegenheid te zien, welke kracht er stak in de steun van onze artillerie…. Geen enkel huis is onbeschadigd gebleven; De kerktorens zijn kapotgeschoten, de kousenfabriek heeft het er niet beter van af gebracht, terwijl het centrum van het dorp één puinhoop is geworden; heel wat kleinere huizen zijn eenvoudigweg losse brokken ruwe steen….Niettegenstaande de vuurproef van dit gruwelijke bombardement, dat heel de nacht door geduurd had, tot in de morgen, toen onze eerste patrouilles zich vechtend een weg baanden naar binnen, heeft het weinige volk ons hier begroet met “V” tekens en met toejuichingen. Dit was oktober 1944, toen de natuur stierf over dit mooie dorp, dat verwoest en vervuild daar lag als een oord van verschrikking….”

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 26e jaargang nummer 2 bladzijden 4 tot en met 6