Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bodemarchief blootgelegd

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Prehistorische botten uit Aadal en Zuid Willemsvaart[bewerken | brontekst bewerken]

In het oude Aadal dat grenst aan het Schijndelse grondgebied, zijn tientallen vindplaatsen bekend waar diep in de bodem prehistorisch botmateriaal naar boven is gehaald van uitgestorven diersoorten. Hierbij kan men denken aan resten van een mammoet, paard, oerrund, rendier, wisent en wolharige neushoorn die vermoedelijk wel enige duizenden jaren leefden vóór het begin van de Oude Steentijd. Een exacte datering is vaak heel moeilijk te geven.
Interessante vondsten zijn destijds gedaan bij zowel de aanleg van de Zuid-Willemsvaart (1822-1826) als bij de kanalisatie van de Aa (ca. 1930).
Overigens is voor ons dorp slechts één vondst bekend nl. een schouderblad van een rund.
In de Midden Steentijd (ca. 9000-5000 v.Chr.) zijn het vooral jagers en verzamelaars die bewoningssporen achterlaten. De vondsten van vuurstenen schrabbers en pijlpunten op Smaldonk dateren uit deze periode en wijzen dus op menselijke bewoning en activiteiten. Het zijn nomaden die rondtrekken van het ene kampje naar het andere.

Bronzen en ijzeren gebruiksvoorwerpen[bewerken | brontekst bewerken]

Om de omvangrijke prehistorische periode wat overzichtelijk te houden, maken met name de archeologen een onderscheid in verschillende tijdvakken. Zo laten ze op de Steentijd de Bronstijd (2000-800 v. Chr.) volgen, hoofdzakelijk bekend vanwege de vele grafheuvels.
Uit die periode is uit Schijndel tot op heden geen enkele vondst bekend van bronzen gebruiksvoorwerpen (een legering van koper en tin).
Hetzelfde geldt ook enigszins voor de IJzertijd (800-50 v. Chr.). IJzertijdnederzettingen zoals die hier in de regio zijn teruggevonden, zullen mogelijk ook in Schijndel nog wel aanwezig zijn onder de oudste dorpsakkercomplexen die in een grote cirkel rondom de Servatiuskerk lagen.
Inmiddels zijn die oude akkers vanwege de huizenbouw niet meer zichtbaar.
Te denken valt hier aan o.a. de Helakkers ter hoogte van de Kluis, de akkers links en rechts van de Sint Servatiusstraat vroeger genoemd de ‘Lange Heg’, het akkercomplex genaamd Papentiend of Pastoorstiend tussen de Markt en het Nederlands Hervormde Kerkje en vermoedelijk ook de Bunders.
Hetzelfde geldt voor het gebied Wijbosch met de oude Witakkers en de Loosbraak. Het moeten destijds zgn. ‘’bolle akkers” geweest zijn, die door de eeuwen heen stelselmatig zijn bemest vanaf het midden naar de zijkanten, vandaar dat bolle karakter. Brabant was er in het verleden mee bezaaid!

Eenvoudige landbouw op primitieve akkertjes[bewerken | brontekst bewerken]

In een volgende fase, die ook wel wordt gezien als een soort overgangsfase, de Nieuwe Steentijd (ca. 5000-2000 v. Chr.), zien we bewoners in dat oerlandschap zich op zeer kleine schaal toeleggen op eenvoudige landbouw en dan ontstaan wat permanente nederzettingen. Vuurstenen voorwerpen worden nog wel gebruikt, maar steeds minder. Binnen het Schijndelse grondgebied zijn diverse vondsten gedaan van vuurstenen gebruiksvoorwerpen zoals bijlen, klingen en speerpunten. Echte sporen van het oudste type akkertjes zijn echter tot nu toe nog niet blootgelegd.

Een enkele Romeinse vondst[bewerken | brontekst bewerken]

De bekende Romeinse veldheer Julius Caesar is destijds doorgedrongen tot in onze contreien. Zijn oorlogsverslagen met notities over de landstreken die hij passeert zijn bewaard gebleven. Ook de vele Romeinse vondsten die gedaan zijn, bewijzen dit. Historisch gezien is het een interessante periode waarin de Romeinen, in samenwerking met Germaanse stammen, een nieuwe basis hebben gelegd voor o.a. de landschappelijke structuur in deze regio (50 v. Chr. – ca. 400 n. Chr.). Overvloedig zijn de vondsten uit Schijndel niet. Het resultaat van een in 1864 uitgevoerd onderzoek op een akker hier ter plaatse, heeft een zeldzame bronzen schenkkan opgeleverd. Deze was voorzien van een klaverbladvormige tuit uit de Romeinse tijd. Voorts is een drietal onopvallende potscherven bekend. Spectaculairder is natuurlijk de uit de Romeinse periode daterende grote steen, die in 1982 bij de afbraak van een boerderij aan het Spoorpad aan het licht is gekomen. Men vermoedt dat het een zgn. godensteen is, die misschien heeft gediend als sokkel voor een Jupiterzuil. Op de achterzijde staat ‘Hooghekken 1750’ en hij heeft daar aanvankelijk als grenssteen gediend bij de grens tussen Schijndel en Sint-Oedenrode.

Spaarzame Middeleeuwse bewoningssporen[bewerken | brontekst bewerken]

Het Brabantse landschap is van oorsprong een gebied met beekdalen en hoger gelegen zandruggen. Schijndel zelf is daarvan een typisch voorbeeld. Het bevindt zich op een hoge dekzandrug die als het ware ligt ingeklemd tussen het Aadal en het Dommeldal.
Aanvankelijk speelt de bewoningsgeschiedenis zich af op de hoge zandruggen en de flanken er van. Later treft men ook nederzettingen aan in de nattere beekdalen.
Een opvallend spoor van middeleeuwse bewoning zijn de bekende waterputten. Wat men archeologisch aanduidt met ‘de Middeleeuwen’ is zo’n ruime periode dat wetenschappers dat tijdvak in drie blokken hebben ingedeeld nl. de Vroege Middeleeuwen (525-1000), Volle Middeleeuwen (1000-1225) en tenslotte de Late Middeleeuwen (1225-1500). In de Vroege en Volle Middeleeuwen bestonden ze uit dikke uitgeholde eikenboomstammen, soms met een diameter van 1,5 meter. Na 1250 komen ze bijna niet meer voor.
Op de Brabantse zandgronden zijn er al enige honderden blootgelegd en ook in Schijndel heeft men er aan de Boschweg een aangetroffen. Enkele laatmiddeleeuwse vindplaatsen zijn o.a. het Spoorpad, de Lariestraat en het Kapeleind in Wijbosch. Afgaande op de vele uit de Late Middeleeuwen stammende historische perceelsnamen mag men rustig concluderen, dat middeleeuws Schijndel nog lang niet ten volle aan het licht is gebracht.

Muntvondsten op de Sluiperman[bewerken | brontekst bewerken]

Als Schijndel op een bijzondere manier op de kaart is gezet, dan is dat zeker vanwege de spectaculaire muntvondst op de Sluiperman. In 1963 is er bij graafwerkzaamheden een aardewerkpot te voorschijn gekomen gevuld met maar liefst 29 gouden en 124 zilveren munten uit de periode 1673-1771.
In 2003 worden een tweede en zelfs derde pot ontdekt door Peter Coset met resp. 18 gouden en 203 zilveren en 10 gouden en 94 zilveren munten: een muntvondst van 478 historische munten in totaal.
Uit de inventarisatie door het munten- en penningenkabinet is duidelijk geworden dat ze stammen uit diverse provincies en een rijk scala aan afbeeldingen te zien geven. Ze zijn afkomstig uit de Noordelijke Nederlanden, de Zuidelijke Nederlanden, Luik, Frankrijk, Engeland, Italië en Rusland.

Een bijzondere bierkuip en waterputten[bewerken | brontekst bewerken]

Natuurlijk is het niet relevant alle vondsten uit de 16e tot en met de 18e eeuw tot in detail te melden. Enkele grotere archeologische onderzoeken van de laatste jaren verdienen echter een eervolle vermelding naast de vele potscherven, een fraaie dolk en een magnifieke drinkbeker uit de omgeving van slotje Bogaard.
Het betreft de opvallende vondst die is gedaan op de hoek Groeneweg en Hoofdstraat en Sint Jorisplein op het grondgebied van de oude herbergen annex brouwerij de ‘Roode Leeuw en de Keulse Kar’.
De Roode Leeuw werd in 1633 betrokken door de vader van toen pas 15-jarige zeeheld Jan van Amstel. Buiten het 13e eeuws schervenmateriaal en veel restanten uit de 17e en 18e eeuw, was met name de ontdekking van een serie van zes op elkaar volgende waterputten van oud naar recent, een grote publiekstrekker. Een van de waterputten was voorzien van een groot karrenwiel onder op de bodem, waarop de heiplaggen in een cirkel werden opgestapeld.
Ieders aandacht trok een grote, zelfs zeldzaam goed geconserveerde, eikenhouten bierkuip met een doorsnee van 1.75 meter en een hoogte van 80 centimeter, die als waterput is gebruikt. Deze stamt waarschijnlijk uit de 16e eeuw.

Een hopveld aan de Steeg[bewerken | brontekst bewerken]

Bekend is de eeuwenlange hopcultuur van Schijndel (zie ook elders) Hopvelden en hopkuilen zijn sinds de 20e eeuw echter uit het landschap verdwenen. Uit beschrijvingen blijkt echter dat er vele geweest moeten zijn. Op basis van het veldnamenonderzoek werd er een noodopgraving gerealiseerd toen in 2003 nabij de Steeg een rioolpersleiding werd aangelegd. Dat gebeurde op een perceel vanouds bekend als ‘Hop akker’, gelegen op de flank van het grote akkercomplex d’n Heuvel. Op een oppervlakte van ca. 800 m2 zijn in totaal 113 paalkuilen blootgelegd, wat neerkomt op zo’n zeven hopkuilen per m2. In deze kuilen werden palen geplaatst waarlangs men de hopplanten kon opbinden.