Welkom op Schijndelwiki - de encyclopedie voor Schijndel

U kunt ons steunen door lid van de Heemkundekring Schijndel te worden.

Klik HIER om lid te worden

Iedere dinsdagochtend zijn wij tussen 10 en 12 uur in de heemkamer: Cultureel Centrum 't Spectrum, Steeg 9 g, Schijndel.

Bernardus Johannes Hulshof (1856 - 1926)

Uit Schijndelwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Bernardus Johannes Hulshof
B.H. Hulshof.jpg
Persoonsinformatie
Volledige naam Bernardus Johannes Hulshof
Geboorteplaats Lichtenvoorde
Geboortedatum 24 maart 1856
Overl.plaats 's-Hertogenbosch
Overl.datum 14 augustus 1926
Partner(s) Johanna Catharina Wilhelmina Schlipp
Beroep(en) Burgemeester

Burgemeester Bernardus Johannes Hulshof[1][bewerken | brontekst bewerken]

Aanleiding[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens het onderzoek naar de persoon en achtergronden van oud burgemeester P.A. (Peter) Verhagen van Schijndel (1874 – 1889) ontstond de behoefte om iets meer te weten over zijn opvolger de heer B.J. Hulshof en zijn zeer korte ambtsperiode in Schijndel.(1889 – 1890)

Het gezin Hulshof senior[bewerken | brontekst bewerken]

Bernardus Johannes Hulshof werd op 24 maart 1856 om 09.00 uur te Lichtenvoorde (nu gemeente Oostgelre) geboren als zoon van Harmanus Hulshof (1817-1884) en Catharina Maria Antonetta Sengers (1817-1894). Hij was de zevende van de in totaal tien kinderen in het gezin Hulshof.

Trouwakte van Bernardus Johannes Hulshof.

Het gezin Hulshof junior[bewerken | brontekst bewerken]

De heer B.J. Hulshof trad in het huwelijk met de op 26 maart 1862 in Den Haag geboren Johanna Catharina Wilhelmina Schlipp. De ondertrouwdatum was 12 september 1890, de huwelijksdag 30 september 1890. In Didam (nu gemeente Montferland) werden uit dit huwelijk vijf dochters en een zoon geboren. De namen van de kinderen zijn:

  1. Catharina Francisca Hermina Antoinette, geboren op 25 september 1891;
  2. Jeanette Catharina Francisca Antoinette Maria, geboren op 20 december 1892;
  3. Constance Maria Antoinetta, geboren op 20 maart 1894, overleden op 7 oktober 1978;
  4. Maria Gerarda Antoinette Francoise, geboren op 16 april 1896, overleden op 29 juni 1896;
  5. Frans Gerard Marie Antoon, geboren op 12 oktober 1897, overleden op 26 augustus 1967.
  6. Op 31 mei 1906 werd in Bergen op Zoom het 6e kind in het gezin geboren: Digna Johanna Maria Antoinette.

B.J. Hulshof overleed op 14 augustus 1926 (70 jaar) te ’s-Hertogenbosch en mevrouw Hulshof – Schlipp overleed op 2 april 1947 te Vught. (85 jaar)

Korte beschrijving van zijn loopbaan[bewerken | brontekst bewerken]

Op 24 september 1887 (31 jaar) werd hij raadslid in de gemeente Lichtenvoorde. Vrijwel onmiddellijk werd hij wethouder en binnen twee jaar vertrok hij naar Schijndel, waar hij op 12 februari 1889 was benoemd tot burgemeester. Per 1 april 1890 verliet de heer Hulshof Schijndel om burgemeester van Didam te worden. Volgens het bevolkingsregister kwam hij daar op 8 april 1890 vanuit Schijndel aan. Per 1 maart 1899 verruilde de heer Hulshof zijn ambt in Didam voor dat in Bergen op Zoom. Hij vertrok op 7 maart 1899 uit Didam. In 1912 werd burgemeester Hulshof benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Bergen op Zoom was kennelijk een gemeente waar Hulshof zijn ei kwijt kon, want hij vierde er op grootse wijze zijn 25 jarig ambtsjubileum. Op 1 mei 1924 legde hij zijn ambt neer en bleef nog tot november 1925 in Bergen op Zoom wonen, daarna vertrok hij naar ’s-Hertogenbosch.

Sollicitatie, benoeming en inhuldiging als burgemeester van Schijndel[bewerken | brontekst bewerken]

De heer Hulshof solliciteerde op 9 januari 1889 met een korte brief aan de Commissaris des Konings in de provincie Noord-Brabant naar het ambt van burgemeester van Schijndel. Hij vroeg de heer L. van Nispen een aanbevelingsbrief te schrijven naar de Commissaris des Konings in Noord-Brabant. Dat deed hij op 23 januari 1889, maar deze heer Van Nispen kende Hulshof niet voldoende. Hij informeerde bij een betrouwbaar iemand en kreeg een gunstig rapport over hem. Hij schreef verder dat te Lichtenvoorde en omstreken ten gevolge van het oprichten van het waterschap Den Ouden IJssel en tengevolge van het oprichten van een kiesvereniging de bevolking in de omtrek in twee vijandige kampen was verdeeld en hij kon zich dus zeer goed voorstellen dat degenen die tot een andere partij behoorden, veel kwaad over hem zouden vertellen. Deze kwesties waren de heer Van Nispen gelukkig geheel vreemd. Omdat hij vroeger via zijn schoonouders (papa en mama Cremers) vaak de eer had gehad de commissaris te ontmoeten en daaraan de aangenaamste herinneringen bewaarde, nam hij de vrijheid om de heer Hulshof ten zeerste in de gunst van de commissaris aan te bevelen.

Na lezing van deze brief kwam de vraag wie deze L. van Nispen was. Het bleek Jhr. Mr. Leo Clemens Christiaan Otto Marie van Nispen van Sevenaer(1839 – 1901) te zijn, die in 1866 trouwde met Elisabeth Maria Genoveva Cremers.(1839 – 1920) De heer Van Nispen was van 1865 tot aan zijn dood advocaat te Arnhem en werd door de Staten van de provincie Utrecht in 1887 gekozen tot lid van de Eerste Kamer namens de Rooms Katholieke Partij.

De Commissaris des Konings van Noord-Brabant vroeg uiteraard aan zijn collega van Gelderland om inlichtingen over de heer Hulshof. De Commissaris des Konings van Gelderland schreef op 14 januari 1889 het volgende: “Naar aanleiding uwer ter zijde vermelde missive heb ik de eer U te berichten dat toen ruim twee jaren geleden de betrekking van Burgemeester van Lichtenvoorde kwam te vaceeren, door een overgroot getal ingezetenen dier Gemeente een adres aan den Koning werd ingediend waarbij Deze werd verzocht den heer B.J. Hulshof tot Burgemeester der Gemeente te benoemen. Ik meende destijds die benoeming te moeten ontraden, zoowel omdat de heer Hulshof nog nimmer eenig belang in zaken der Gemeente had gesteld, als omdat ik het overwicht der familie Hulshof – die reeds vier vertegenwoordigers in den Raad telde – niet wilde versterken. Het stond dan wel eenigszins te vreezen, dat toen de heer Hulshof niet tot Burgemeester werd benoemd, maar kort daarop tot lid der Staten en tot lid van de Raad was gekozen, er weldra eenige verwijdering tusschen hem den nieuw benoemden Burgemeester zou ontstaan. Dit is dan ook niet uitgebleven, en de heer Hulshof werd al spoedig de aanvoerder van de partij aan wie het krachtig en over het algemeen gelukkig optreden van den nieuwen Burgemeester niet aanstond. Het valt niet te ontkennen dat bij de tusschen den Burgemeester en den heer Hulshof ontstane geschillen laatstgenoemde soms minder gevat, minder meester van zich zelf dan de Burgemeester bleek te zijn, en wellicht het belang der Gemeente soms identificeerde met het belang der familie Hulshof maar de meening is mij ook niet vreemd dat de Burgemeester misschien meer van zijn Wethouder gedaan had kunnen krijgen zoo hij eenige meerdere zachtzinnigheid tegenover hem had betracht. Hoe dit zij, zoowel door het lidmaatschap der Staten als door de bedoelde geschillen, waarvan ik genoopt werd kennis te nemen, ben ik meer van nabij met den heer Hulshof bekend geraakt, en ik meen te mogen zeggen dat ik hem niet ongeschikt acht om aan het hoofd eener vrij belangrijke Gemeente te worden gesteld, altijd onder den mits dat een bekwaam Secretaris hem ter zijde sta, en er zich – aanvankelijk althans – geen buitengewone moeielijkheden in de Gemeente voordoen. Immers de heer Hulshof – die vroeger een uitgebreide handel in varkens dreef vooral met het buitenland – heeft zich eerst sedert een tweetal jaren op de kennis der gemeente-administratie toegelegd, voor zooveel hem dit als Wethouder mogelijk was, en is dus geenszins met al de details daarvan bekend. Maar ik acht hem genoeg ontwikkeld om zich de noodige kennis spoedig eigen te maken en ik geloof dat hij –eenmaal tot Burgemeester benoemd – een ijverig ambtenaar zal zijn, die het gezag van den Burgemeester hoog zal willen houden en wel tact zal hebben om met de ingezetenen om te gaan. Toen hij tot lid der Staten werd benoemd koesterde men van hem geen groote verwachtingen. Voor zooveel ik van de Voorzitters der sectien mocht vernemen, en zelf in de openbare zittingen mocht waarnemen, is hij bepaald meegevallen. Ik geloof dat dit evenzeer het geval zou zijn zoo hij aan het hoofd eener Gemeente werd gesteld, en ik zou mitsdien zijne benoeming niet durven ontraden.”

Uit de brief van de Commissaris des Konings van Noord-Brabant aan de minister van binnenlandse zaken van 28 januari 1889 dienende als toelichting op de aanbevelingslijst voor het ambt van burgemeester van Schijndel valt de volgende zin op: “Zijn uiterlijk (van Hulshof is hier bedoeld) maakt intusschen niet zulkeen gunstigen indruk als dat van den Heer J.M.L. Bellaard.” (een andere sollicitant)

In de Provinciale Noordbrabantsche ’s-Hertogenbossche Courant (PNHC) verscheen op vrijdag 15 februari 1889 het bericht dat Zijne Majesteit benoemd had tot burgemeester der gemeente Schijndel B.J. Hulshof Hzn. In het verslag van de toestand der gemeente Schijndel in 1889 is het volgende te lezen: Hoofdstuk III Gemeentebestuur Veranderingen in het personeel
Bij besluit van Z.M. den Koning d.d. 12 Februari 1889, no. 17 werd de heer B.J. Hulshof Hzn tot Burgemeester dezer gemeente benoemd, die den 7 Maart d.a.v. als zoodanig werd beeedigd en geïnstalleerd. En verderop in hoofdstuk III Beknopte en zakelijke opgaven van de voornaamste in den gemeenteraad behandelde onderwerpen:
7 Maart Installatie van den nieuw benoemde Burgemeester den EdelAchtbare Heer B.J. Hulshof, als zoodanig benoemd bij besluit van Z.M. den Koning d.d. 12 Februari 1889, no.17.
Bij het ontwerpbesluit zat een brief van de Minister van Binnenlandse Zaken van 9 februari 1889 aan de Koning, met de volgende inhoud:
In overeenstemming met de aanbeveling van Uwer Majesteits Commissaris in Noordbrabant, heb ik de eer Uwer Majesteit de benoeming voor te dragen van B.J. Hulshof Hzn. tot burgemeester der gemeente Schijndel. Van de ingezetenen dier gemeente komt niemand in aanmerking ter vervulling van genoemd ambt, en van de drie, door Uwer Majesteits Commissaris aanbevolen personen, schijnt de heer Hulshof Hzn. die lid van de Staten van Gelderland en wethouder der gemeente Lichtenvoorde is, door zijne positie en zijnen werkkring de meeste waarborgen van geschiktheid te geven.Het behage Uwer Majesteit het hierbijgaand ontwerp-besluit te bekrachtigen.

Hij werd dus ingehuldigd op donderdag 7 maart 1889. De krant van woensdag 13 maart 1889 vermeldde hierover het volgende:
Schijndel, 11 Maart. Donderdag jl. deed de EAchtb.heer B.J. Hulshof zijn intrede als burgemeester in onze gemeente. Omstreeks half vier arriveerde ZEAchtb. aan de grens onzer gemeente, waar hij werd opgewacht door eene eerewacht te paard, en door den heer J. van Liempt Azn. als commandant dier wacht namens de gemeentenaren en vooral namens de gardes d’honneur het eerst op Schijndelsch bodem het welkom werd toegeroepen, welk blijk van belangstelling door ZEA. Recht hartelijk werd beantwoord. Onder de luide kreten “Leve de burgemeester” ging het in gestrekten draf tot aan den schutsboom, waar reeds de harmonie met bestuursleden, de verschillende handboogschutterijen met hun vaandels en insignes en de kruisboogschutters-gezelschappen in optocht geschaard stonden. Het bestuur der liedertafel volgde in open rijtuig en daarna dat, waarin ZEAchtb. met de beide wethouders had plaats genomen. Terwijl een gedeelte der eerewacht te paard den stoet opende en een ander gedeelte dien sloot, toog deze optocht onder het spelen van feestmarschen, het gelui der klokken en onder gejuich der talrijke toeschouwers, die menig “Leve de burgemeester” aanhieven, hetgeen geregeld door een “Leve Schijndel” van ZEAchtb. werd beantwoord, door de verschillende opgerichte eerebogen, terwijl aan alle huizen Nederlands driekleur wapperde. Volgende de groote straat, de Pompsteeg, Heikant, Nieuwe weg en kluis, bereikte men eindelijk door een dicht opeengedrongen menschenmassa, het raadhuis hetgeen met groen en bloemen, draperieën en chronicums was versierd. Uitgestapt zijnde, werd ZEA. door den secretaris aan den voet van het raadhuis verwelkomd en ter vergaderzaal binnengeleid, alwaar de raad in pleno vergaderd was en ZEA. door den heer G.v.d. Kant een hartelijk woord van gelukwensching werd toegesproken. Nadat ZEA. zijn innigen dank betuigd had voor de gulle ontvangst en de hem bewezen eer, nam hij plaats in den zetel en geschiedde de installatie door den heer J.v.d. Ven, oudsten wethouder. Na afloop der installatie begaf ZEA. zich op het bordes van het raadhuis, waarvoor een onafzienbare schare volks was vergaderd. Op de eerste plaats bracht hij zijn dank aan Z.M. onzen geëerbiedigden Koning voor de eer der benoeming tot burgemeester dezer gemeente. Betreurde het ZEA. dat de berichten in de dagbladen omtrent den gezondheidstoestand van Z.M. niet gunstig zijn, Gods werken echter, zeide de geachte spreker, zijn wonderbaar. Steunend op die waarheid, uitte ZEA. dan ook den wensch dat ’t Z.M. gegeven zoude zijn nog jaren aan het hoofd onzer regeering te staan en een driewerf “Leve de Koning” door ZEA. aangeheven, werd met warme geestdrift door de groote schare volks toegejuicht. Tweedens betuigde ZEA. zijn dank aan Zijn Exc. Den heer Commissaris des Konings dezer provincie, die zooveel tot zijn benoeming had bijgedragen en een driewerf “Leve Zijne Exc. de heer Commissaris des Konings” werd andermaal door al de aanwezigen met dezelfde geestdrift beantwoord.Verder bracht ZEA. oprechten en welgemeenden dank aan al de ingezetenen dezer gemeente en betuigde zijne grootste tevredenheid voor de luisterrijke ontvangst ZEA. bereid.Een driewerf “Leve Schijndel” was het slot der rede. Een machtig “Leve de burgemeester” werd door de opeengedrongen menigte uitgegalmd en terwijl de harmonie het “Lang zal hij leven” speelde, begaf ZEA. zich in de raadzaal, waar hem van vele zijden gelukwenschen werden gebracht met de benoeming van en zijne intrede als burgemeester van Schijndel.
Na afloop der receptie werd ZEA. in het logement De Zwaan door de raadsleden de eerewijn aangeboden, terwijl de ingezetenen elders in de opgewekste stemming feestvierden, gelukkig door het vermoeden een goeden burgemeester herkregen te hebben.Alles liep in beste orde af.

Burgemeester van Schijndel[bewerken | brontekst bewerken]

Aantal inwoners op 31 december 1888: 5570
Aantal inwoners op 31 december 1889: 5568
Er werden in 1889 169 kinderen geboren en er waren 129 sterfgevallen. Het aantal huwelijken bedroeg 23.Vermeldenswaard is dat het jaarverslag over 1890 begint met 5478 inwoners per 31 december 1889!
Tijdens zijn ambtsperiode in Schijndel woonde burgemeester Hulshof eerst in bij de familie Marinus Goijaerts (naast het gemeentehuis in hotel De Zwaan) en later bij Theodorus Heesters in de Pompstraat. (nu het museum Jan Heestershuis)
In het uitvoerig en beredeneerd verslag van de toestand van de gemeente over het jaar 1889 is ook te lezen dat bij koninklijk besluit van 19 september 1889 no. 21 de jaarwedde van de burgemeester van Schijndel met ingang van 9 oktober is vastgesteld op f. 600,--. (mededeling in de raadsvergadering op 11 oktober)
In de raadsvergadering op 12 maart 1889 werd burgemeester Hulshof benoemd tot ambtenaar van de burgerlijke stand.
Boekte burgemeester Wilhelmus Verhoeven (1844-1874) een record met het hoogste aantal regeringsjaren (30), de heer Hulshof had de kortste periode. (ruim een jaar)
Hij was bepaald geen geliefde burgemeester, die naar men zei al vrij snel na zijn komst gezegd zou hebben: Ik zal hier met ijzeren hand regeren. De gevolgen konden niet uitblijven. Er werd op hem een spotlied gemaakt en dat ging als volgt:

Het liedje dat ik zingen ga
is van een lammen kerel.
Hij draagt een hoogen hoed
en ook een zwarten knevel
Sjoela sjoela sjoeladera
het zal wel beter gaan.
Toen hij in Schijndel kwam
toen was het hoog parade.
Hij reed de straten door
tusschen de leden van de rade.
En boven op ’t raadhuis
maakte hij de menschen wijzer
en riep uit volle borst:
Ik heb een hand van ijzer.
’s-Avonds in de maneschijn
dan liep den ijzeren leeuw in ’t rond
of dat hij ergens op de stoep
een dokters-zusje vond (een zus van dr. A.A.M.P. Koolen)
O, ijzeren arm, wat bracht
gij veel maleur
Gij bracht zo menig huisgezin
in droefheid en getreur.
Maar morgen om half tien
dan is er wat te zien:
Hulshof wordt begraven.
Arts zit op de kist
en den Os die trekt de wagen.

(Arts en den Os waren de toenmalige veldwachters).

Toen burgemeester Hulshof solliciteerde naar het ambt van burgemeester van Didam vroeg de Commissaris des Konings van Gelderland zijn ambtgenoot van Noord-Brabant, zoals gebruikelijk, om inlichtingen. De Commissaris antwoordde bij brief van 11 februari 1890 dat de heer Hulshof door zijn optreden en handelen in Schijndel vooralsnog niet getoond had een zodanig flinke burgemeester te zijn om hem als burgemeester te Didam te kunnen aanbevelen. Hij voegde hier vertrouwelijk aan toe dat een voorstel door Hulshof onlangs aan een der ambtenaren der Provinciale griffie alhier gedaan tot antidatering van een certificaat voor de nationale militie hem geen hoge dunk gaven van zijn inzicht en kennis van de plichten van een openbaar ambtenaar.

Vertrek uit Schijndel[bewerken | brontekst bewerken]

In de eerdergenoemde krant PNHC stond op 19 maart 1890 het volgende bericht:
‘s-Hertogenbosch 18 maart 1890
Z.M. heeft met ingang van 1 April benoemd, tot idem van Didam B.J. Hulshof, thans burgemeester van Schijndel met toekenning van eervol ontslag uit laatstvermelde betrekking.

Zijn benoeming in Didam was echter niet van een leien dakje gegaan. De toenmalige Commissaris des Konings van Gelderland, baron Mollerus van Westkerke, had de voorkeur voor een burgemeester van protestante huize. Toch werd Hulshof benoemd omdat de overgrote meerderheid van de gemeente, evenals Hulshof, katholiek was en men verwachtte dat een protestante burgervader zou worden tegengewerkt.In het verslag van de toestand der gemeente Schijndel in 1890 is in hoofdstuk III Gemeentebestuur onder Veranderingen in het personeel genoteerd dat tengevolge van de benoeming van den Heer B.J. Hulshof tot burgemeester van Didam aan zijne edelachtbare bij Koninklijk Besluit van 16 maart 1890 no. 18 eervol ontslag werd verleend als burgemeester van deze gemeente met ingang van 1 april 1890.
Verder staat in hoofdstuk III onder Beknopte en zakelijke opgaven van de voornaamste in den gemeenteraad behandelde onderwerpen bij de raadsvergadering op 28 maart onder andere:
Mededeeling dat bij Z.M. besluit van 16 maart j.l. no. 18 aan den heer B.J. Hulshof eervol ontslag is verleend als Burgemeester dezer gemeente met ingang van 1 April e.k. en als laatste zin: “Neemt de heer B.J. Hulshof afscheid als Burgemeester.”

Reacties van derden[bewerken | brontekst bewerken]

Dokter Dobbelaere, huisarts te Schijndel, schreef op 30 april 1890, toen de heer Hulshof al een maand burgemeester van Didam was, de volgende brief aan de Commissaris des Konings. De letterlijke tekst volgt hierna:
“Wegens ongesteldheid verhinderd zelf op audiëntie te komen, veroorloof ik mij de vrijheid Uwe Exc. de intriges bloot te leggen die zich thans alhier te elfder ure voordoen om de broer van den jongsten wethouder tot Burg. te erlangen! – een zeer onbeduidend persoon die daarbij het gros der bevolking impopulair is, echter volkomen geschikt om de thans praedomineerende partij tot werktuig te dienen.Het heeft den naam dat men vreemden wil weren, doch in werkelijkheid is het hun hier te doen om allen te weren, die zelfstandig en onpartijdig kunnen en willen zijn. Men haalt als voorbeeld aan dat de laatste Burg. Hulshoff het hier niet kon houden, omdat hij vreemdeling was, de waarheid is dat H. uit en in te huis was op de pastorij, en hoe katholiek de bevolking ook hier is, ongaarne ziet men dat de Clergé zich in politieke gemeente of policiezaken mengt.Dit is de ware oorzaak waarom H. zoo impopulair geworden is en zijne overdreven barsch en stuursch karakter werd daaraan bepaald toegeschreven. En nu beproeft men op eene andere wijze hetzelfde te herhalen, en plaatst men een onbeduidend persoon tegenover andere tot nu toe bekende candidaten, die hoewel minder gegoed toch zelfstandig genoeg kunnen zijn om niet blindelings aan de leiband te loopen.Op het ogenblik vergaderd de Raad om een adres direct aan Z.M. te dirigeeren om dien aangewezen persoon tot Burg te krijgen.En als men nu weet dat 8 leden van de raad bepaald clericaal en daarenboven aan elkaar geparenteerd zijn, begrijpt Uwe Exc. het overige.Redene waarom ik met eerbied en met aandrang Uwe Exc. beleefdelijk verzoek toch een zelfstandig en onafhankelijk man te willen voordragen, al is het ook een vreemde, die desnoods de partijen tot elkaar weet te brengen en vrede en eendracht en eerlijkheid kan scheppen. Waar die bij den tegenwoordige toestand onmogelijk zelfs voor de gemeente nadelig is- zult Uwe Exc. dit weet ik zeker aan het gros der bevolking een groote dienst bewijzen. Ontvang de verzekering mijne hoogachting van Uwe Excell. onderdanigste Dienaar Dr. P. Dobbelaere.”

In het verslag van de Commissaris des Konings van Noord-Brabant, de heer A.E.J. Baron van Voorst tot Voorst over zijn bezoek aan Schijndel op 13 augustus 1898 staat het volgende over burgemeester Hulshof:
Burgemeester Hulshof van Didam is een jaar burgemeester van Schijndel geweest; hij was daar niet op zijn plaats; de mensen begrepen hem niet, en hij niet de mensen. De boel liep er erg in het honderd. Men was blij, dat hij heen ging.

Toen burgemeester Hulshof in 1899 uit Didam vertrok sprak men met lof over zijn prestaties en optreden, maar er waren ook andere geluiden te horen: …de burgemeester van Didam is een verwaand en bemoeiziek heer die in zijn optreden in het algemeen al heel weinig sympathie verwekt.

(Blijvende) herinneringen[bewerken | brontekst bewerken]

Burgemeester B.J. Hulshof leefde in Bergen op Zoom tot 2006 voort in de Stichting Burgemeester Hulshoffonds. Ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum stortte de burgemeester f. 3.000, -- in een fonds met de bedoeling om kinderen van ingezetenen van Bergen op Zoom in staat te stellen een opleiding te volgen onder de voorwaarde dat de ouder(s) de studiekosten niet zelf kan/kunnen dragen. De gemeenteraad verdubbelde het fonds met nog eens drieduizend gulden.
Een portret van burgemeester Hulshof, gebaseerd op zijn foto uit 1924, geschilderd door de kunstschilder Arnold W.M. van de Laar (1886 – 1974), hangt in het gemeentehuis van Schijndel in de galerij van burgemeesters van Schijndel op de bovenste etage. Het jaar waarin dit portret is geschilderd is niet bekend.
Naar alle overleden oud burgemeesters van Schijndel is een straatnaam genoemd. Voor oud burgemeester Hulshof is daartoe niet besloten. Historisch gezien opmerkelijk!
Op een flatgebouw uit 2002 aan de Wilhelminalaan te Schijndel staat wel de naam Hulshof.
Bij navraag bleek het een indertijd door een onbekende bewoner voorgestelde naam. Of deze naam iets te maken heeft met oud-burgemeester Hulshof is niet te achterhalen. Meer waarschijnlijk is er een relatie met de achterliggende wijk Hulzebraak.

Nagekomen[bewerken | brontekst bewerken]

Provinciale Noordbrabantsche en ’s Hertogenbossche courant 09-03-1914:
Bergen op Zoom, 7 maart. Heden herdenkt de heer B.J. Hulshof dat hij 25 jaar geleden benoemd is tot burgemeester te Schijndel en 15 jaar dat ambt bekleedt te Bergen op Zoom. Door een commissie uit de industriëlen werd hem een cadeau aangeboden, terwijl hem verder vele blijken van belangstelling waaronder vele bloemstukken, ten deel vielen. In den namiddag werd er een receptie ten stadhuize gehouden, die zeer druk door allerlei burgerlijke en militaire autoriteiten bezocht werd.

Bronnen, noten en/of referenties
  1. Heemblad Rond die Cluse 2010-1, jaargang 17, bladzijden 3 tot en met 13